- 2 -
RAADSVOORSTEL s vervolg 1 86
Per 1 januari 1992 is een nieuwe Subsidieverordening van kracht. Bedroeg
het aantal subsidieaanvragen tot 1 april 1992 nog 156, na deze datum werden
tot 1 januari 1993 slechts 46 aanvragen behandeld. In de eerste helft van
1993 is slechts een veertigtal aanvragen binnengekomen.
Met andere woorden: na het in werking treden van de nieuwe Subsidieverorde
ning 1992 is het aantal gesubsidieerde verbeteringrepen op jaarbasis
drastisch teruggelopen.
Een belangrijke oorzaak hiervoor was dat aanvragen op grond van de nieuwe
richtlijnen moesten worden afgewezen. Met name de gestelde leeftijdsgrens
van woningen en het minimale investeringsniveau speelden een belemmerende
rol.
Bij ongewijzigd beleid is de verwachting dat, van de "stadsvernieuwingsop-
gave" van 2000 te verbeteren woningen tot het jaar 2005, slechts de helft
kan worden gerealiseerd.
Over de resterende stadsvernieuwingsopgave tot 2005 (tot dat jaar trekt het
rijk geld uit voor de stadsvernieuwing) kan tenslotte nog het volgende
worden opgemerkt
Het KWR-onderzoek concludeert dat een flink deel van de kwaliteitsachter
stand is ingehaald. Deze conclusie op basis van alleen de gepleegde
investeringen is enigszins arbitrair. Want in het bruto-investeringsbedrag
zit veel ongesubsidieerde verbetering, waarvan onbekend is in hoeverre die
ook heeft bijgedragen aan het inhalen van de kwaliteitsachterstand, met
name bouwtechnisch.
Met andere woorden, een aanname van 2000 slechte woningen voor Breda is
beslist niet aan de hoge kant.
Bovendien is bij het KWR-onderzoek geen rekening gehouden met het fenomeen
van de achteruitgang van naoorlogse woningen. In Breda, met zijn relatief
grote aandeel naoorlogse woningen, doen zich in toenemende mate problemen
voor bij de naoorlogse particuliere complexen.
Het gaat hier met name om bouwtechnische problemen bij complexen waar
gemengde eigendomsstructuren (WE's) gemeentelijk ingrijpen noodzakelijk
maken. Het uitponden van de complexen particuliere huurwoningen (veelal in
eigendom van institutionele beleggers) heeft geleid tot onoverzichtelijke
eigendomsverhoudingen. Het gevolg daarvan is dat het onderhoud van de
gemeenschappelijke (bouwtechnische) delenN van zo'n complex vaak slecht
geregeld is waardoor problemen kunnen ontktaan.
Het voorstel is nu om de ondergrens van de investering, welke 10.000,00
bedraagt, terug te brengen naar het oude niveau (voor de wijziging in 1992)
van 1.500,00.
Tevens wordt voorgesteld de leeftijdsgrens op 25 jaar te stellen.
Met deze wijzigingen wordt beoogd het verbetertempo van 100 woningen op te
voeren naar een niveau wat meer overeenkomt met de verbeterbehoefte van ca.
200 woningen per jaar.
Het bovenstaande laat onverlet het uitgangspunt dat in artikel la van de
subsidierichtlijn "verbetering woningen van eigenaar/bewoners" is verwoord,
namelijk: de verbeteringreep heeft als doel de woning op het peil van het
Bouwbesluit bestaande woningen te brengen en te houden. Met dit laatste
wordt bedoeld hetgeen in artikel 3a van genoemde richtlijn wordt gesteld,
namelijk een levensduurverlenging van 15 jaar.