ass
gemeente Breda
RAADSVOORSTEL
Registratie nr
Dienst/afdeling
Bijlage
1993 208
937603992
MD/MH/BB
geen
BETREFT VASTSTELLING JAARVERSLAG UITVOERING BUGM-/FUN-TAKEN OVER 1992.
Op grond van artikel 34 van het Bijdragenbesluit openbare lichamen WABM
moet jaarlijks een verslag van de uitvoering van de BUGM-/FUN-taken aan uw
raad ter vaststelling worden aangeboden. Tegelijk dient het over het
ontwerp van dat jaarverslag door de Regionaal Inspecteur voor de
Milieuhygiëne uitgebracht advies aan uw raad te worden voorgelegd. Zowel
het (op basis van het advies van de inspecteur gecompleteerde) ontwerp-
jaarverslag* als het advies van de inspecteur* gelieve u bij de voor u ter
inzage liggende stukken aan te treffen.
VOORSTEL
1. Het jaarverslag 1992* over de uitvoering van de BUGM-/FUN-taken overeen
komstig het ontwerp vast te stellen.
MOTIVERING/TOELICHTING
Voor de uitvoering van de BUGM-taken (Hinderwet/Wet milieubeheer, Lozings
verordening, Wet chemische afvalstoffen en Toezicht op ondergrondse
olietanks) en van de FUN-taken (overige milieutaken en medewerking aan de
uitvoering van NMP/NMP+-doelstellingen op basis van het Kaderplan van
Aanpak) werd door het Rijk een bijdrage toegekend. Het betreft hier een
bijdrage in de additionele kosten die gemeente heeft als gevolg van de
inzet van extra personele capaciteit die nodig is om de bedoelde taakuit
voering tot stand te kunnen brengen. Een van de voorwaarde die aan de
toekenning van de bijdrage is gekoppeld is, dat jaarlijks aan de raad door
middel van een jaarverslag over het voorafgaande jaar verantwoording wordt
afgelegd over de uitvoering van genoemde taken. Voordat het jaarverslag aan
de raad ter vaststelling wordt aangeboden, moet de Regionaal Inspecteur
voor de Milieuhygiëne in de gelegenheid worden gesteld over het ontwerp-
jaarverslag advies uit te brengen. Het advies moet tegelijk met het
ontwerp-verslag* aan de raad worden voorgelegd. Nadat het jaarverslag door
de raad is vastgesteld moet het worden toegezonden aan de Minister van VROM
en aan de Regionaal Inspecteur voor de Milieuhygiëne. Op deze wijze wordt
de raad in de gelegenheid gesteld om eens per jaar specifiek over de
taakuitvoering op het gebied van het milieu met het college van gedachten
te wisselen. Tevens heeft zowel de Minister als de Regionaal Inspecteur
(achteraf) controle over de juiste besteding van de toegekende rijksbijdra
gen.
Het jaarverslag is op 3 mei 1993 om advies gezonden aan de Inspecteur, die
bij brief van 16 juni 1993* zijn advies heeft uitgebracht. Het advies is
ronduit positief, zij het dat hij op onderdelen verzoekt het verslag te
completeren met wat aanvullende gegevens (lijst van bodemlozers in het
kader van de uitvoering van de Wet Bodembescherming/Lozingenbesluit
bodembescherming en de resultaten van de uitgevoerde aktie "Denk aan je
Tank")Bedoelde informatie is inmiddels aan het ontwerp-jaarverslag
toegevoegd.
CONSEQUENTIES
INLEIDING
GEEN.
INSPRAAK
GEEN.