Gemeente Breda
Oraanisatieverordeninq Breda 1994
blad 4
Hoofdstuk 2. DE BESTUURLIJKE COMPONENT
paragraaf 1 De raad
2.1 De raad is het hoogste gemeentelijk bestuursorgaan en bepaalt als zodanig
het te voeren beleid.
2.2 Uitgangspunt is dat de raad op hoofdlijnen bestuurt.
2.3 Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor, dat de
raad zijn taak zoals bedoeld in artikel 2.1 naar behoren kan vervullen
en:
houdt hiermee rekening bij de voorbereiding van raadsbesluiten;
- houdt hiermee rekening bij het door hem gevoerde bestuur;
verzorgt hiertoe een tijdige en adequate informatievoorziening aan de
raad.
2.4 De raad bevordert in verband met het bepaalde in artikel 2.2 de delegatie
van taken en bevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders
en stelt daarvoor noodzakelijke uitvoeringskaders vast.
paragraaf 2 Het college van burgemeester en wethouders
2.5 Het college van burgemeester en wethouders heeft taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden op grond van:
de Gemeentewet (autonomie);
andere wetten en regelingen (medebewind).
2.6 Het college van burgemeester en wethouders neemt bij de uitoefening van
bij of krachtens de wet verleende bevoegdheden de door de raad
vastgestelde algemene regels en andere besluiten in acht.
2.7 Het dagelijks bestuur van de gemeente berust bij het college van
burgemeester en wethouders voor zover niet een bestuurscommissie hiermee
is belast.
2.8.1 Het college treedt ter bewaking van de eenheid van beleid op als
collegiaal bestuur.
2.8.2 Ter realisatie van een collegiale werkwijze streeft het college van
burgemeester en wethouders naar stelselmatige gezamenlijke kennisname van
ontwikkelingen op het gehele terrein van gemeentelijke zorg, het
bespreken daarvan en het voorbereiden van de bepaling van (hoofdlijnen)
van de richting van het gemeentelijk beleid.
2.8.3 Onverlet het uitgangspunt van het collegiaal bestuur kan het college van
burgemeester en wethouders zijn taken verdelen onder individuele leden.
2.8.4 Met inachtneming van die taakverdeling kan het college van burgemeester
en wethouders de uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden
opdragen aan een of meer leden van het college. De opgedragen bevoegdheid
wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van het college uitgeoefend.
Het college kan alle aanwijzingen geven, die het nodig acht.
2.9 Het college van burgemeester en wethouders legt over het gevoerde beleid
en bestuur verantwoording af aan de raad.
paragraaf 3 De burgemeester
2.10 De burgemeester bevordert een goede behartiging van de zaken van de
gemeente
2.11 De burgemeester is belast met bestuurlijke coördinatie.
2.12 Als zelfstandig bestuursorgaan is de burgemeester belast met de hand
having van de openbare orde en veiligheid.
2.13 Op grond van de Gemeentewet heeft de burgemeester het opperbevel bij
brand, alsmede bij ongevallen anders dan bij brand voor zover de
brandweer daarbij een taak heeft.
2.14 Op grond van de Rampenwet is de burgemeester belast met het opperbevel
bij de bestrijding van rampen.
2.15
De burgemeester legt over het door hem gevoerde beleid, verantwoording af