3. De aanwijzingen, bedoeld in het tweede lid, worden gepubliceerd in de Staatscourant. Artikel 3 1De experimentele bepalingen gelden gedurende twee jaren en zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet. 2. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde periode zenden de D'gemeenten en de D'provincies een rapport aan Onze Minister en aan Onze Minister wie het mede aangaat waarin zij verslag doen van hun bevindingen. 3. Uiterlijk bij het verstrijken van de in het eerste lid genoemde periode dient een regeringsstandpunt openbaar gemaakt te worden omtrent de bevindingen bedoeld in het tweede lid. 4. Indien een regeringsstandpunt inhoudt dat aanpassing van wette lijke voorschriften zal worden bevorderd, besluiten Onze Minister en Onze Minister wie het mede aangaat tegelijk met de openbaarmaking van het regeringsstandpunt tot verlenging van de in het eerste lid genoemde periode tot de intwerkingtreding van de desbetreffende aanpassing van wettelijke voorschriften. Indien de omstandigheden zulks vorderen, kunnen Onze Minister en Onze Minister wie het mede aangaat de verlenging op een eerder tijdstip beƫindigen. 5. Een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt te zamen met een regeringsstandpunt bedoeld in het derde lid door Onze Minister in de Staatscourant gepubliceerd. HOOFDSTUK 2 EXPERIMENTELE BEPALINGEN Artikel 4 D/e gemeentewet (Stb. 1931, 89)1 wordt als volgt gewijzigd: A. Na artikel 245a wordt een artikel 245aa ingevoegd, luidende: Artikel 245aa In afwijking van artikel 245a is dit artikel van toepassing op krachtens artikel 2 van de Wet D'gemeenten en D'provincies aangewezen D'gemeenten voor de in artikel 3, eerste lid, van die wet genoemde periode. Het college van burgemeester en wethouders zendt besluiten tot wijziging van de vergunningen, bedoeld in de artikelen 238 en 253, binnen twee weken na de vaststelling door de raad aan gedeputeerde staten. Besluiten tot wijziging van de begrotingen, bedoeld in de artikelen 238 en 253, behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten, indien naar hun oordeel de begroting, bedoeld in artikel 238, niet in evenwicht is en blijkens de meerjarenraming niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht in de begroting tot stand zal worden gebracht. Gedeputeerde staten doen hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan het gemeentebestuur. Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat besluiten tot wijziging van de begrotingen, bedoeld in de artikelen 238 en 253, hun goedkeuring behoeven, indien: a. de rekening van het tweede aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar niet in evenwicht is, of Staatsblad 1991 449 2

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 1454