geen negatieve gevolgen heeft gehad.
3. Het te voeren beleid in 1993
3.1. Algemeen
Jaarlijks besteedt de gemeenteraad van Breda aandacht aan het te voeren minimabeleid.
De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat de gemeenteraad het van belang acht
jaarlijks aandacht te besteden aan de positie van mensen met een minimum- inkomen.
Ten aanzien van de positie van de mensen met een minimum- inkomen wordt zowel op
lokaal als op landelijk niveau beleid gevoerd. De inkomenspolitiek in de meest ruime zin
van het woord is voorbehouden aan de landelijke overheid. De hoogte van het
minimumloon, de hoogte van de bijstandsnormen en huursubsidie en het
kwijtscheldingsbeleid ten aanzien van heffingen zijn onderdelen van de landelijke
regelgeving, waarin op lokaal niveau geen wijziging kan worden gebracht.
De mogelijkheden van de lokale overheid kunnen zich derhalve niet bewegen op die
terreinen die onderdeel zijn van de inkomenspolitiek.
Na enige jaren een minimabeleid te hebben gevoerd in de gemeente Breda is de vraag
gerechtvaardigd vanuit welke invalshoek toekomstig minimabeleid moet worden gevoerd.
In deze paragraaf zet ons college de visie daarop uiteen.
Het minimabeleid is ontstaan in het midden van de jaren tachtig toen de bijstandsnormen
achter bleven bij de algemene loonontwikkeling. Met de eenmalige uitkering werd (een
deel) van het koopkrachtverlies gecompenseerd. Onder invloed van diverse
onderzoeksrapporten naar de positie van de minima werden in diverse gemeenten
geldelijke regelingen in het leven geroepen, die met name gericht waren op voorkoming
c.q. bevrijding uit een sociaal isolement. Een dergelijke regeling kwam ook in Breda tot
stand in het kader van het minimabeleid 1990 (Bijdrageregeling Sportieve voorzieningen).
In 1991 kwam een Bijdrageregeling Drempelbedrag tot stand, welke aanzienlijk
succesvoller was dan de Bijdrageregeling Sportieve voorzieningen. Deze regeling kon
echter niet in stand blijven na de decentralisatie van de bijzondere bijstand.
Inmiddels is de koppeling van de bijstandsuitkeringen aan het minimumloon hersteld en
de vraag is dan ook gerechtvaardigd of een minimabeleid dient te bestaan uit (beperkte)
geldelijke bijdragen dan wel dat een minimabeleid gericht is op:
a. het bestrijden van de onder-benutting van het sociaal zekerheidsstelsel;
b. integrale aandacht op diverse beleidsterreinen in relatie tot de positie van de
mensen met een minimuminkomen;
c. stimulering naar een zelfstandige bestaansvoorziening.
De voorkeur van ons college gaat uit naar een minimabeleid dat zich richt op de
aspecten welke onder a tot en met c zijn genoemd. Wij zullen op die aspecten thans
nader ingaan.
Op diverse terreinen van ons sociaal zekerheidsstelsel zien we dat sprake is van
onderbenutting.Uit het SWOKA- rapport van 1991 "Gemeentelijk minimabeleid en het
niet-gebruik van sociale voorzieningen" blijkt dat als oorzaken voor niet-gebruik o.a.
worden genoemd:
- onbekendheid;
- schaamte, stigmatisering;
6
Bestrijding onder- benutting