culturele activiteiten. Tot heden heeft dit niet geleid tot opname van een dergelijk
systeem - in welke vorm dan ook - in het minimabeleid. Gelet op hetgeen ons college in
3.1 heeft uiteengezet omtrent een te voeren minimabeleid is dan ook niet voorgesteld
een dergelijke regeling in het minimabeleid 1993 op te nemen.
Ten aanzien van het kwijtscheldingsbeleid doet de raad enige voorstellen, welke eveneens
niet zijn overgenomen.
Op de eerste plaats dient vermeld te worden, dat de gemeente gebonden is aan de
Invorderingswet 1990. De beleidsvrijheid voor de gemeente was reeds beperkt, maar
1985 - door de nieuwe Invorderingswet - verder beperkt. De regels met betrekking tot
het kwijtschelden van belastingen is vastgelegd in een ministeriële regeling -
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 - welke regeling steunt op de Invorderingswet
en op grond van artikel 300 van de gemeentewet ook van toepassing is op gemeentelijke
belastingen.
Op de tweede plaats dient vermeld te worden, dat stijging van belastingen (voor een
belangrijk deel) wordt meegenomen bij de ontwikkeling van de koopkracht. Aan de
Memorie van Antwoord in het kader van het wetsvoorstel tot herinrichting van de
Algemene Bijstandswet van 24 november 1992 ontlenen wij de volgende passage:
Zoals in de Inkomensnota 1992 (TK, 1991/1992, 22 305, nr/1-2, p. 59v) is beschreven
werd er tot 1989 geen rekening gehouden met gemeentelijke heffingen, zoals riool- en
reinigingsrechten en de onroerend-goedbelasting. Over de periode 1980 -1989 bleek
hierdoor de koopkrachtontwikkeling voor de sociale minima met 0,5 procent in verband
verontreinigingsheffingen en onroerend-goedbelasting te zijn overschat. Voor de periode
1986 -1989 bedraagt die overschatting circa 02, procent. Vanaf 1990 wordt wel rekening
gehouden met de invloed van de riool- en reinigingsrechten, de WVO- heffing, de
onroerend-goedbelasting en de tarieven voor burgerlijke zaken op de koopkrachtmutatie".
Ten aanzien van belastingen zal wel in het kader van een integraal te voeren beleid bij
aanpassingen aandacht besteed worden aan de gevolgen voor mensen met een
minimuminkomen.
Met betrekking tot het voorstel van de cliëntenraad om de zelfstandige
bestaansvoorziening te bevorderen moge hier verwezen worden naar hetgeen in de vorige
paragraaf op dit terrein is gesteld. Wij menen dat de verruiming van de bijzondere
bijstand tegemoet komt aan deze gedachte, terwijl voor de andere kosten reeds bijzondere
bijstand kan worden verstrekt, indien althans de opleiding noodzakelijk is in verband met
inschakeling in het arbeidsproces.
Tenaanzien van het declaratie fonds heeft ons college hiervoor al een standpunt
ingenomen, hetgeen ook van toepassing is op het voorstel van de raad om abonnementen
op krant en telefoon te vergoeden.
Financiële aspecten
Op grond van hetgeen in deze notitie is behandeld kunnen de kosten van het
minimabeleid alsvolgt worden geraamd:
Open Balie:
Voorlichting:
Doorstroming:
Totaal begroot 1992:
82.000,=
- 50.000,=
- 150.000.=
ƒ.282.000,
11