- 2 - RAADSVOORSTEL vervolg 2 60 Het perceel is in 1964 door Weiten aangekocht. De tankinstallatie is niet door Weiten gebruikt. Weiten is derhalve niet de veroorzaker van de verontreiniging. Tevens bestond op het moment van aankoop van het perceel geen algemene bekendheid omtrent het gevaar van de tankinstallatie voor wat betreft de verontreiniging van de bodem met olie. Weiten kan geen enkel verwijt worden gemaakt. Daarnaast kunnen de kosten (gezien de ouderdom van de verontreini ging) niet via de Interimwet Bodemsanering op de vorige veroorzakers (bij bekendheid hiermee) worden verhaald. Ingevolge recente jurisprudentie wordt bij een verontreiniging van een eigen bedrijfsterrein de grens bij 1 janua ri 1975 gelegd. Van vóór deze datum veroorzaakte verontreinigingen kunnen de onderzoeks- en saneringskosten van overheidswege (Rijk, gemeente) niet worden verhaald. Er kan niet worden gesteld dat er onrechtmatig jegens de overheid is gehandeld. De overheid trok zich toendertijd het belang van de bodemsanering (met de daaraan verbonden kosten) nog niet aan. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe saneringsregeling in de Wet Bodembe scherming (1 januari 1994) is hiervan, ondanks de schrapping van het voor noemde vereiste (zogenoemde relativiteitsvereiste)eveneens sprake. Een element voor het aannemen van onrechtmatigheid/schuld ingeval van vóór 1 januari 1975 veroorzaakte verontreinigingen ontbreekt namelijk, te weten dat een bedrijf voor dat tijdstip geen rekening behoefde te houden met het feit dat de overheid zich het bodemsaneringsbelang zou gaan aantrekken. Het provinciale saneringsbevel dat ingevolge de nieuwe saneringsregeling aan een eigenaar/niet-veroorzaker zonder schadevergoedingsmogelijkheid kan worden opgelegd, biedt eveneens geen uitkomst. Weiten voldoet aan een in het wetsvoorstel opgenomen ontsnappingsclausule. Op het moment van de aankoop (19 64) wist en kon Weiten niet weten dat het perceel verontreinigd was en zo ja, behoefde zij met de daaruit voortvloei ende gebruiksbeperkingen en saneringskosten toendertijd geen rekening te houden De kosten van het opruimen van de olieverontreiniging op de Haagweg 112 kunnen om bovenvermelde redenen niet ten laste worden gebracht van Weiten. De SUBAT zal vanwege aantrekkingsgevaar niet tot sanering van de Haagweg 104-108 overgaan, alvorens zij uitsluitsel heeft over de vraag wie de saneringskosten van de bedrijfsvreemde verontreiniging op het perceel Haagweg 112 voor zijn rekening neemt. Een aanpak van de verontreiniging in IBS (Interimwet Bodemsanering)-verband laat te lang op zich wachten vanwege onvoldoende financiële middelen en een andere prioriteitstelling bij de provincie. Om de sanering van de Haagweg 104-108, de hieraan gekoppelde sanering van de Haagweg 116 en de hoognodige reconstructie van de Haagweg ter plaatse niet te frustreren, is het nodig dat de gemeente Breda haar financiële verantwoordelijkheid voor de onderzoeks- en saneringskosten neemt. Deze kosten bedragen 310.000,--. In het Fonds Stadsvernieuwing zijn hiervoor geen financiële middelen aanwe zig. Bij de Dienst Openbare Werken ontbreken tevens financiële middelen. In de voorziening bodemsanering is geen ruimte meer. Het bedrag ad 310.000,- - kan worden gedekt uit de algemene reserve van de gemeente Breda. In de begroting voor het dienstjaar 1994 is hierin in het kader van de risico positie van de gemeente Breda voor bodemonderzoeken en -saneringen 1.000.000,-- gereserveerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 1554