gemeente Breda rSGSl RAADSBESLUIT Registratie nr Dienst/afdeling 1993 /267 937606120 MD/AVS De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van de burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen; gelet op artikel 272, aanhef van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer; besluit vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 1994 Artikel 1 Aard van de belasting Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer. Artikel 2 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: 1perceel een gebouwde onroerende zaak - of een gedeelte daarvan - dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor, alsmede als zodanig gebruikt wordt door, een particuliere huishouding en waarvoor de in artikel 3 van de Afvalstoffenwet c.q. artikel 10. 8 van de Wet Milieubeheer opgenomen inzamelplicht geldt; 2. onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt met een perceel gelijkgesteld: a. een sta-caravan, een woonboot, een woonwagen, een demontabel zomer-/vakantiehuisje of wisselwoning, indien gebruikt door een particulier huishouding; b. het door een particuliere huishouding als woning gebruikt gedeelte van een gebouwd onroerende zaak waarin een afzonder lijke elektriciteitsmeter aanwezig is, welke rechtstreeks is aangesloten op het elektriciteitsnet van de N.V. Regionaal Distributiebedrijf P.N.E.M. Breda, district Breda. 3. Onder maand wordt verstaan een kalendermaand. Onder een jaar wordt verstaan een aaneengesloten periode van 12 maanden. Artikel 3 Belastingplicht Belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing is degene, die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens een eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel. Gebruik door leden van een huishouding wordt aangemerkt als gebruik door het hoofd van die huishouding. Voor de toepassing van dit artikel wordt een samenwoning met een huishouding gelijkgesteld. Als hoofd van de huishouding in het geval van samenwoning wordt aange merkt diegene die als zodanig door de samenwonenden is of wordt aangewezen Bij gebreke van zodanige aanwijzing wordt de oudste in leeftijd als hoofd van de huishouding aangemerkt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 1605