Bijlage bij raadsvoorstel nr. 282
Bijlage 1: bedrijfseconomische afweging huur versus koop
Om een juiste bedrijfseconomische afweging te kunnen maken
zijn voor een periode van 20 jaar de bedragen berekend die de
gemeente als lasten, voor de huisvesting, in de huursituatie
en de koopsituatie draagt.
Onder koopsituatie wordt verstaan:
Door Interprojecta BV wordt het gebouw verkocht aan de
stichting. Door de gemeente worden de kredieten voor
aanvullende investeringen overgedaan aan de stichting.
De gemeente verleent recht van opstal aan de stichting of
geeft de grond in erfpacht uit aan de stichting voor een
jaarlijks bedrag van f 1,-.
De stichting verhuurt het gebouw (btw belast) aan de
gemeente en het RBA.
In de huuroptie zijn de huisvestingslasten gebaseerd op het
concept-huurcontract
In de koopoptie zijn de huisvestings-lasten berekend als
zijnde het verschil tussen de eigenaarslasten en de
huuropbrengst van het RBA.
Wanneer beide opties tegen elkaar worden afgezet blijkt de
koopsituatie een contant voordeel (in guldens van nu) ten
opzichte van de huur op te leveren van ca f 3,6 min. (zie de
bijgaande berekeningen; het ncw-percentage is 6,5%).
Opmerking: bij de berekening van dit voordelig verschil is al
rekening gehouden met het voordeel dat ontstaat uit het
verschil tussen de terug te vorderen btw en de te betalen btw
over de huisvestingslasten.
Bij de berekeningen zijn de volgende uitgangspunten
gehanteerd:
Huursituatie
grondslag voor de berekening vormt het concept
huurcontract zoals door Meeus is opgesteld en waarin de
huurprijs is bepaald op f 1.050.802,- per jaar onder de
voorwaarde dat de huurprijs wordt geïndexeerd
vanaf 1 mei 1992 tot aan 1 maart 1994 op basis van
het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie
vermenigvuldigd met de factor 5/6;
vanaf 1 maart 1994 wordt jaarlijks op basis van het
huurprijsindexcijfer de huur verhoogd en vanaf
1 maart 1999 wordt 2/3 deel van dit indexcijfer in
de huurprijs doorberekend.
Naast de huur betaalt de gemeente jaarlijks een
geïndexeerde vergoeding voor bijkomende leveringen en
diensten ad f 137.370,-. Uitgangspunt is dat de
vergoeding voor de bijkomende leveringen en diensten
kostprijs dekkend is bepaald.
De jaarlijkse lasten voor rente en afschrijving voor de
aanvullende investeringen ad f 4,1 min zijn in deze
situatie als 20 jarige annuïteit op basis van een
rentepercentage van 6,5 meegenomen.