gemeente Breda
GEMEENTE BREDA 1993/04
Registratienummer
Dienst/afdeling
Bijlagen
926806975
GSD/SO
2
BETREFT: FORMALISERING VAN DE CLIËNTENRAAD GEMEENTELIJKE SOCIALE
DIENST
Eind 1984 werd gepleit om op lokaal niveau te komen tot een (ook) collectieve vorm van
participatie door GSD-cliënten. Hierbij werd gezocht naar een vorm van structureel en
formeel contact tussen de GSD en haar cliënten. Vertaald naar de GSD-situatie betekende
dit de keuze voor een cliëntenraad. Omdat lokaal nog geen enkele ervaring met deze vorm
van participatie bestond, werd aan het College van b w voorgesteld om gedurende een
experimentele periode met een cliëntenraad te starten.
Per 1 september 1988 is het experiment formeel van start gegaan.
In mei 1991 werd de eerste evaluatie van het experiment besproken door de gemeenteraad.
Door de gemeenteraad werd besloten de experimentele periode van de cliëntenraad met
een jaar te verlengen.
In juni 1992 werd aan het College van b w de evaluatie van het voorafgaande jaar
aangeboden**. In deze evaluatie werd geconcludeerd dat er geen redenen meer aanwezig
zijn om de experimentele fase voort te zetten en de formele status kan worden verleend.
Naar aanleiding van de laatste evaluatie is ten behoeve van het College van b w een
notitie opgesteld waarin werd aanbevolen aan de gemeenteraad te adviseren om de
Cliëntenraad de status van vaste adviescommissie te verlenen.
VOORSTEL
1. Overgaan tot de formalisering van de Cliëntenraad bij wijze van instelling als vaste
commissie van advies en bijstand, als bedoeld in artikel 62, tweede lid, van de
Gemeentewet.
2. De taak en functie van de Cliëntenraad als adviescommissie betrekken in de naaste
de algemene herbezinning met betrekking tot het functioneren van de gemeentelijke
adviescommissies.
MOTIVERING/TOELICHTING
De instelling van een cliëntenadviescommissie is niet wettelijk voorgeschreven. De gemeente
heeft echter de (discretionaire) bevoegdheid tot het instellen van adviescommissies.
Van deze bevoegdheid is al meerdere malen gebruik gemaakt.
De vaste adviescommissie is de meest geëigende bestuurlijke figuur om vorm te geven aan
het streven naar de behartiging van specifieke behoeften en belangen bij de uitvoering van
gemeentelijk beleid en het streven naar optimalisering van de gemeentelijke zorg- en
dienstverlening. In die zin lijkt deze figuur ook het meest aangewezen voor wat betreft de
instelling van een cliëntenadviescommissie (Cliëntenraad).
CONSEQUENTIES: BELEID
De Cliëntenraad heeft gefungeerd als adviesorgaan voor de directeur van de GSD en het
College van b w.
Het College van b w wordt bovendien terzake van bijstandsbeleid momenteel gead
viseerd door twee bij bijzondere regeling ingestelde commissies, te weten de commissie
ex art. 17 RWW (de RWW-commissie) en de commissie ex art. 27 BZ (de BZ-commis-
sie). Beide laatstgenoemde commissies hebben een regionale functie,
in het voorstel van wet met betrekking tot de nieuwe ABW wordt de huidige nadere
regelgeving in het kader van de ABW (RWW en BZ) in de wet geïntegreerd.
Vertegenwoordigers van organisaties, die nu zijn vertegenwoordigd in de Cliëntenraad,
kunnen in de toekomst worden benoemd in de commissie ex artikel 138 ABW. Dit geldt
niet voor GSD-cliënten, die nu op persoonlijke titel in de Cliëntenraad participeren. Het
INLEIDING