gemeente Breda
RAADSVOORSTEL
Registratie nr
Dienst/afdeling
Bijlage
1993 54
937900780
OW/BWT
2
BETREFT vaststelling bouwverordening.
INLEIDING
Bijgaand treft u aan een voorstel van een concept-bouwverordening.
De concept-bouwverordening heeft ter visie gelegen. De inspraaktermijn liep
af op 8 februari jl. Uit de inspraak zijn geen wijzigingsvoorstellen naar
voren gekomen.
Wij stellen u voor om de bouwverordening overeenkomstig het bij onderhavig
raadsvoorstel gevoegde concept vast te stellen.
VOORSTEL
1. de bouwverordening vast te stellen.
MOTIVERING/TOELICHTING
Op grond van artikel 126 van de nieuwe Woningwet dient de gemeenteraad voor
1 april 1993 een nieuwe bouwverordening vast te stellen, welke uiterlijk 1
oktober 1993 van kracht moet worden. Op laatstgenoemde datum verliest
namelijk de thans vigerende bouwverordening, met uitzondering van die
aspecten welke thans in het Bouwbesluit zijn geregeld, haar werking.
Totstandkoming concept.
Uitgangspunt van het thans voor u liggend concept is de modelbouwverorde
ning zoals deze is uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten. Er is naar gestreefd om dit model - conform eerdere besluitvorming -
zoveel mogelijk over te nemen. Teneinde dit model - waar nodig - af te
stemmen op de Bredase situatie en praktijk is een ambtelijke werkgroep
geformeerd waarin de meest betreokken afdelingen en diensten zitting
hadden. Door deze werkgroep is een aantal subwerkgroepen in het leven
geroepen. Deze subwerkgroepen hebben een aantal deelonderwerpen nader
bezien. Ten aanzien van hoofdstuk 8 (slopen) wordt opgemerkt dat in de
subwerkgroep een tweetal vertegenwoordigers uit de bouw- en sloopwereld
zitting hadden. Voor hoofdstuk 9 (welstand) is de welstandscommissie
ingeschakeld. Voorts zijn de nutsbedrijven schriftelijk benaderd met het
verzoek om te reageren op de hen regarderende artikelen uit het model. Het
thans voorliggend model wordt gedragen door de gehele werkgroep. In een bij
dit voorstel gevoegde afzonderlijke bijlage worden de afwijkingen van de
model-bouwverordening artikelsgewijze en gemotiveerd aangegeven.
Vrijheid met betrekking tot de inhoud van de bouwverordening.
In Hoofdstuk II, afdeling 2 van de Woningwet is bepaald wat er in de
bouwverordening geregeld mag en moet worden limitatief/imperatief stel
sel). Er bestaat dus geen beleidsvrijheid voor de gemeenten over de
onderwerpen die in de bouwverordening moeten worden opgenomen. Wel bestaat
die vrijheid over de inhoud van die onderwerpen. Een uitzondering hierop
vormen de stedebouwkundige bepalingen. Deze zijn facultatief, hetgeen
verklaarbaar is uit het feit dat niet iedere gemeente behoefte heeft aan
dergelijke bepalingen, immers, indien de gehele gemeente wordt gedekt door
een of meerdere bestemmingsplannen dan zijn dergelijke bepalingen overbo
dig. Evenals onder de huidige bouwverordening het geval is, hebben zij
aanvullende werking op het bestemmingsplan. Bovengenoemd stelsel houdt
tevens in dat er geen ruimte is om in de bouwverordening nieuwe stijl
bepalingen op te nemen die zijn gebaseerd op de gemeentewet. Dergelijke, op
de gemeentewet gebaseerde bepalingen, dienen in een afzonderlijke verorde-