- 2 - RAADSVOORSTEL vervolg 55 een bouwvergunning is verleend alsmede een bankgarantie is gesteld voor een bedrag van ten hoogste 1/5 gedeelte van de door burgemeester en wethouders geschatte bouwkosten. Blijkens de bestreden beslissing zijn burgemeester en wethouders van oordeel dat door de sloop van de thans nog resterende voorbouw het stads beeld wordt geschaad. Omdat voor vervangende nieuwbouw geen bouwvergunning is verleend en evenmin een bankgarantie is verstrekt, is de gevraagde sloopvergunning geweigerd. In het beroepschrift, zoals dat nader is toegelicht ter hoorzitting, worden samengevat de volgende beroepsgronden aangevoerd: a. er is een onjuiste procedure gevolgd; b. de beslissing is in strijd met de bouwverordening en met vaste jurispru dentie van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State voor wat betreft de reikwijdte van de weigeringsgrond i.v.m. de aantasting van het stadsbeeld; c. de beslissing is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, aangezien de belangen van het Ignatius Ziekenhuis niet of niet voldoende in de afwegin gen zijn betrokken; d. de beslissing is onvoldoende gemotiveerd, ad a en b. De onder a en b weergegeven bezwaren begrijpt de commissie aldus, dat appellante ervan uitgaat dat het besluit tot het weigeren van de sloopver gunning uitsluitend is genomen met de intentie om de voorbouw te handhaven, als ware het een beschermd monument. Appellante meent dat het, wanneer het gaat om het beschermen van de voorbouw, meer voor de hand zou hebben gelegen indien het pand tijdig op de monumentenlijst zou zijn geplaatst. De jurisprudentie die in de pleitaantekeningen wordt genoemd maakt duidelijk dat aan de in de bestreden beslissing gehanteerde weigeringsgrond geen verderreikende betekenis toekomt dan te voorkomen dat na sloop langdurig gaten zouden ontstaan die niet passen in het overigens aanwezige stads beeld. Anders gezegd: met het sloopvergunningstelsel uit de gemeentelijke bouwverordening kan geen monumentenbeleid worden gevoerd. Uit de in het proces-dossier aanwezige stukken is de commissie gebleken dat in correspondentie met het Ignatius Ziekenhuis van gemeentezijde diverse malen is benadrukt dat handhaving van de als markant aangemerkte voorbouw voor de gemeente uitgangspunt is bij de planvorming voor het betrokken perceel. Vast staat dat dit standpunt niet heeft geleid tot plaatsing van de voorbouw op de gemeentelijke, of enige andere, monumentenlijst. Niette min gaat het hier kennelijk om een belangrijke wens van de gemeente en blijkbaar stelt de gemeente haar bereidheid tot medewerking aan planontwik keling op het betrokken perceel mede afhankelijk van het bereiken van een akkoord over het behoud van de voorbouw. Binnen het kader van deze procedure staan evenwel niet dat overleg en de daarbinnen over en weer ingenomen posities ter discussie, doch het gaat slechts om de vraag of de sloopvergunning terecht, dat wil zeggen op de juiste gronden, is geweigerd. Uit de bestreden beslissing en de daaraan ten grondslag liggende stukken kan volgens de commissie niet worden afgeleid dat de sloopvergunning is geweigerd met de bedoeling om de voorbouw te handhaven. Naar de commissie heeft begrepen uit de van gemeentezijde ter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 286