- 4 -
RAADSVOORSTEL vervolg ƒ55
stadsbeeld. Van de kant van de gemeente is duidelijk gemaakt dat de
sloopvergunning uitsluitend ter bescherming van dit belang is geweigerd. In
het kader van deze heroverwegingsprocedure dient derhalve de vraag te
worden beantwoord öf door de sloop van de voorbouw het stadsbeeld wordt
geschaad. De commissie meent dat hierbij niet voorbij kan worden gegaan aan
het feit dat vrijwel het totale oude Ignatius-complex inmiddels, met
vergunning, is gesloopt. Op de voorbouw na dus. Aldus is ter plaatse een
enorm braakliggend terrein ontstaan, van alle kanten vanaf de openbare weg
goed zichtbaar. Min of meer geïsoleerd is daarop de voorbouw blijven staan.
Het gebouw biedt, eveneens van alle kanten goed zichtbaar, een deplorabele
aanblik. Door het slopen van de aan de achterzijde van de voorbouw aanslui
tende bebouwing zijn binnenmuren buitenmuren geworden. Verder zijn op de
begane grondlaag aanwezige raampartijen dichtgetimmerd en zijn de buitenmu
ren beklad met graffiti. Daarnaast zijn ruiten ingegooid waardoor weer en
wind ook binnen vrij spel hebben gekregen en klapperen zonneschermen in de
wind. Indien deze situatie, in afwachting van duidelijkheid over de
planontwikkeling ter plaatse, nog geruime tijd moet blijven voortduren zal
er nog een aanmerkelijke verslechtering optreden. De commissie vermag niet
in te zien, hoe dit stadsbeeld verder beschadigd zou kunnen worden indien
de voorbouw thans al gesloopt zou worden. Het voorkomen van het ontstaan
van een langdurig gat dat niet past in het overigens aanwezige stadsbeeld
kan, nu er al een enorm gat is ontstaan als gevolg van het (met vergunning)
slopen van de op het achter- en zijterrein aanwezige bebouwing, niet langer
een motief zijn om vergunning voor het slopen van de voorbouw te weigeren.
De commissie meent dat juist het niet slopen van de voorbouw, het laten
voortduren dus van de huidige situatie, het stadsbeeld schaadt.
Concluderend komt de commissie tot het advies om het ingestelde beroep voor
wat betreft het motiveringsgebrek gegrond en voor het overige ongegrond te
verklaren, en in verband daarmede alsmede op grond van ambtshalve overwe
gingen de gevraagde sloopvergunning onder de gebruikelijke voorwaarden
thans in beroep alsnog te verlenen.
Nadere overwegingen Commissie voor bezwaar- en beroepschriften.
Bovenstaand advies werd op 11 november 1992 door de commissie uitgebracht
aan de raad, door tussenkomst van burgemeester en wethouders. Centraal in
dit advies stond dat de aanname dat het stadsbeeld door sloop zou worden
geschaad, niet was gemotiveerd en desgevraagd ook niet kön worden gemoti
veerd. Er waren daarentegen argumenten voorhanden die juist een conclusie
in tegenovergestelde richting zouden kunnen rechtvaardigen. Om die reden
adviseerde de commissie tot het alsnog verlenen van sloopvergunning.
Burgemeester en wethouders hebben in dit advies aanleiding gezien om ter
beantwoording van de vraag, of het stadsbeeld al dan niet wordt geschaad,
alsnog advies in te winnen van de welstandscommissie. De welstandscommissie
heeft hierover op 26 november 1992 een advies uitgebracht, waarna burge
meester en wethouders aan de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften
hebben gevraagd om het eerder uitgebrachte advies tegen de achtergrond van
het welstandsadvies opnieuw te willen bezien.
Teneinde appellante in de gelegenheid te stellen om op het welstandsadvies
te reageren, is een tweede hoorzitting gehouden. Blijkens het verslag van
die zitting zijn van de kant van appellante in de eerste plaats bezwaren
aangevoerd tegen de gevolgde procedure. Appellante meent, dat het in deze