gemeente Breda
RAADSBESLUIT 1993 35
Registratie nr 937900752
Dienst/afdeling OW/BWT
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van de burgemeester en wethouders en met
overname van de daarin vermelde overwegingen;
gelet op artikel 62, tweede lid van de gemeentewet, alsmede op artikel 1,
zesde lid van de Monumentenverordening gemeente Breda;
besluit:
I. De Welstandscommissie wordt opgeheven.
II. Ingetrokken wordt de verordening regelende de taak, de samenstelling en
de werkwijze van de welstandscommissie, zoals deze is vastgesteld in de
vergadering van de raad van 15 augustus 1968 en nadien is gewijzigd.
III. Ingetrokken wordt de "verordening Monumentenadviesraad", zoals deze is
vastgesteld in de vergadering van de raad van 27 juni 1985.
IV. Ingesteld wordt een commissie Welstand, Architectuur en Monumenten.
V. Vast te stellen de volgende verordening regelende de taak, de samenstel
ling en werkwijze van de commissie Welstand, Architectuur en Monumenten.
Artikel 1
Burgemeester en wethouders laten zich over de toepassing van de voorschrif
ten omtrent redelijke eisen van welstand, de vormgevingsaspecten van
gebouwen en andere elementen van de openbare ruimten, alsmede monumenten
schriftelijk adviseren door een commissie van onafhankelijke deskundigen,
genaamd de commissie Welstand, Architectuur en Monumenten.
Artikel 2
1. De commissie brengt in ieder geval over de volgende onderwerpen aan
burgemeester en wethouders, gevraagd of ongevraagd, advies uit:
a. betreffende welstand:
I. in de gevallen, waarin dit ingevolge de Woningwet of bouwver
ordening is vereist;
II. ingeval van een aanschrijving in verband met redelijke eisen
van welstand, als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;
III. met betrekking tot objecten, geen bouwwerken zijnde, waarbij
de welstand in het geding is of kan zijn;
IV. met betrekking tot renovatieplannen;
V. ten aanzien van het welstandsbeleid;
b. betreffende architectuur:
I. omtrent de vormgevingskwaliteit in plannen voor de inrichting
van de openbare ruimten;
II. over de vormgevingsaspecten van gebouwen en andere elementen
van de openbare ruimten;
III. ten aanzien van plannen van stedebouwkundige aard in relatie
tot het element vormgeving;
IV. ten aanzien van het architectuurbeleid;