- 11 -
RAADSVOORSTEL vervolg 12
sprake is van een complexmatige c.q. projectmatige aanpak kan hiervan
afgeweken worden tot een minimum van fl. 5.000,gemiddeld per woning.
De kosten van de voorzieningen mogen maximaal fl. 50.000,bedragen.
In onderdeel 1 na <belaste> toevoegen: <personen>
Onderdeel p komt te vervallen.
MOTIVERING/TOELICHTING
De belangrijkste wijzigingen in het BWS zijn een gevolg van wijzigingen in
het budgethouderschap - het Rijk zal zijn budgethoudende taak volledig
decentraliseren - en de toevoeging van de regelgeving voor woonwagens en
standplaatsen. Al sinds het begin van de jaren tachtig wordt er naar ge
streefd het beleid en de regelgeving voor standplaatsen en woonwagens
zoveel mogelijk te integreren in dat voor woningen. Door wijziging van de
Woningwet is het mogelijk geworden de betreffende subsidies op te nemen in
het Besluit woninggebonden subsidies 1993. Hierbij moet worden opgemerkt
dat daadwerkelijke en volledige integratie niet mogelijk is. Door onder
meer afwijkende stichtingskosten en verwachte exploitatieperiode van woon
wagens blijft er sprake van afwijkende subsidiebedragen, kostengrenzen en
uitbetalingsperiodes
De beleidswijzigingen betrekken zich in hoofdzaak op een tweetal aspecten.
Het eerste aspect betreft een B. W.-besluit van 8 september 1992 om de
Subsidieverordening Volkshuisvesting te wijzigingen teneinde verhuiskosten
vergoeding te kunnen toekennen aan bewoners (niet-studenten) van complexen
woningen die expliciet bestemd worden voor studentenhuisvesting. Het tweede
aspect heeft te maken met de voorwaarde dat bij de realisatie van woningen
geldt dat van alle woningen binnen zes maanden na het besluit tot verlening
van subsidie de begane grondvloer moet zijn bereikt. Voor woonwagens of
standplaatsen geldt dat binnen zes maanden moet zijn begonnen met de werk
zaamheden. B. W. kunnen op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek
van de initiatiefnemer deze termijn met maximaal drie maanden verlengen.
Tot slot kunnen we opmerken dat een aantal ontwikkelingen binnen de volks
huisvesting noodzaken tot een herbezinning op de positie van de woonconsu
menten binnen de lokale volkshuisvesting. Dit heeft consequenties voor de
organisatie van de woonconsumenten.
In de Subsidieverordening 1992 is in hoofdstuk 3 een subsidierichtlijn
"woonconsumenten-organisaties" opgenomen. Tot het moment dat besluitvorming
heeft plaatsgevonden over een nieuw voorstel blijft de oude subsidiericht-