gemeente Breda
1993 1 54
937902207
OW/RO
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van de burgemeester en wethouders en met
overname van de daarin vermelde overwegingen;
gelet op het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening,-;
besluit
1. a. de bezwaren van appellant sub 1 en het tweede bezwaar van appellant
sub 3 ongegrond te verklaren;
b. het bezwaar van appellant sub 2, het eerste bezwaar van appellant sub 3
alsmede de bezwaren van de appellanten sub 4 tot en met 23 gegrond te
verklaren;
2. de tekst van de toelichting voor zover verband houdend met uitsluiting
van bebouwing binnen de op de plankaart als zodanig aangegeven begrenzing
het opnemen van een vrijstellingsbevoegdheid in artikel 4 alsmede het laten
vervallen van de vrijstellingsbevoegdheid in artikel 5 dienovereenkomstig
aan te passen
3. de voorschriften van artikel 3 in die zin te wijzigen dat:
a. de tekst van lid I sub 2b wordt vervangen door de volgende tekst:
"Aanvullende woningbouw mag niet plaatsvinden binnen de op de plankaart als
zodanig aangewezen begrenzing waarbinnen uitsluitend bouwwerken geen
gebouwen zijnde, mogen worden opgericht";
b. aan lid I sub 2 een nieuw lid C wordt toegevoegd, luidende als volgt:
"Aanvullende woningbouw langs de Haagweg is uitsluitend toegestaan als de
woon- en slaapkamers alsmede balkons, tuinen en andere bij de woning
behorende buitenruimten voor zover bestemd als verblijfsruimten, niet aan
de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidbelasting optreedt";
c. de letter c in lid I sub 2 wordt vervangen door de letter d;
4. de voorschriften van artikel 4 als volgt te wijzigen:
- aan hetgeen onder "Ten aanzien van woningbouw" is bepaald toe te voegen:
"met dien verstande dat de woon- en slaapkamers alsmede balkons, tuinen en
andere bij de woningen behorende buitenruimten voor zover bestemd als
verblijfsruimte, niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste
geluidbelasting optreedt;
- aan het artikel toe te voegen de volgende leden:
III. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde in lid II sub b voor het oprichten van één verbindingenmast
tot een hoogte van maximaal 30 m, onder voorwaarde dat:
a. een verantwoorde en evenwichtige stedebouwkundige inpassing plaatsvindt
en de stedebouwkundige kwaliteit wordt gewaarborgd;
RAADSBESLUIT
Registratie nr
Dienst/afdeling
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden
van aangrenzende gronden en opstallen