HOOFDSTUK II
Verkiezingen
Getal IgiezersWolgens de kiezerslijsten gesloten in het jaar waarover het
verslag loopt) voor s
a. ^eden der Tweede Kamer dan de Staten-Generaal 70k
b. Leden der Provinciale Staèen 70^
c. Leden van den Gemeenteraad 695
Staat van elke keuze voor het lidmaatschap van den Gemeenteraad.
Si jn ni%t* voorgekomen.
Vragen en beslissingen over do kiezerslijsten en de verkiezingen. Geene.
Gemeentebestuur
Personeel
a. Het personeel van den Raad bestaat uit elf leden, als Treedt af in
1. van der Borch Mr. Willem Öenrl Emile Baron 1899
2. Oomen, Antonie 1899
3. Dekkers, Andries 1899
Schoenmakers,Jacobus Antonie 1901
5. van Dun Josephus 1901
_6 van Exael, Adrianus Hubertus 1901
7» van Dijk, Gerardus Cornelis 1901
8. Maassen, Jacobus Franciscus 1903
9. van Bael, Petrus 1903
10. Diepstraten, Adriaan 1903
11. Oomen, christiaan Adriaan 1903
Verandering in het personeel
Had niet plaats.
Plaatselijke verordeningen, door den Raad gedurende het jaar vastgesteld.
(opgeven den titel of het onderwerp)
Door den Raad zijn op de hierna vermelde tijdstippen vastgesteld de volgende
verordeningen)
1. Strafverordeningen, te weten
1e, Verordening tot wijziging der politie-verordening voor de koffiehuizen,
herbergen, slijterijen, tapperijen enz., vastgesteld den 8en November 1898
en afgekondigd den 7en december 1898.
2e. Politie-verordening op de goten en riolen vastgesteld den 29en december
1897 ©n afgekondigd den 27 en Januari 1898.
Naar een door Burgemeester en Wethouders, ingevolge art. 177 der gemeentewet
ingesteld onderzoek, is voortdurend kracht toe te kennen aan de volgende
plaatselijke verordeningen, tegen wier overtreding straf is. bedreigd
Zooals in het verslag over 1889 is vermeld, met uitzondering van afdeeling I
van Hoofdstuk VII der algemeene politie-verordening, vastgesteld den 27©n
februari 18?7» welke is ingetrokken.
HOOFDSTUK III
Beknopte en zakelijke opgaven van de voornaamste in den Gemeenteraad behandelde
onderwerpen.
26 februari 1898 Goedgekeurd een ontwerp besluit van Burgemeester en
Wethouders tot het aangaan eener geldleening ten bedrage
van 85.OOO, voor openbare werken en conversie der
tot en met het jaar 1863 aangegaan geldleening tegen een
rente van 4
HOOFDSTUK III
HOOFDSTUK III