9 December 1880.
«leze gemeente heeft eigenaardige moeilijkheden, daar het
water op verren afstand op vreemd grondgebied moet
worden getrokken; terwijl in andere plaatsen, onder an
deren te Nijmegen, welke stad door zijne hoogten en
laagten tot bet aanleggen eener waterleiding in veel gun
stiger toestand verkeert dan Breda, men op eigen gebied
kan blijven. Ook merkt hij op, dat naar sommiger
meening de kiem van besmettelijke ziekten niet zoo zeer
is te zoeken in het water, maar wel in melk gemengd
met minder goed water. Overigens is hij niet tegen het
aanleggen eener waterleiding maar die zou niet bij con
cessie moeten worden verleend, hij zal dus voor het
in eigen beheer exploiteeren stemmen,
De heer Van Dam komt in de Vergadering.
Niemand bet woord meer verlangende, zal de Voorzit
ter in stemming brengen, het maken eener hoogdruks drink
waterleiding op kosten der gemeente en door haar te ex
ploiteeren.
Met algemeene stemmen wordt liierioe besloten.
Ten aanzien van de benoeming van een ingenieur, lei
den de volgende beschouwingen
De heer Marijnen meent dat het voorbarig is nu reeds
den te benoemen ingenieur te belasten met het maken
van een proefput.
De Voorzitter antwoordt dat de Oommissie dc zaak
heeft onderzocht; terwijl de heer Backer, rapporteur der
Oommissie, daaromtrent inlichtingen geeft.
De heer Ileylaerts zou de zaak willen splitsen, als:
lo. het maken van een proefput, en
2o het maken van plans en de uitvoering.
De heer Pels Rijcken zou bij het voorstel van de Ojtn-
missie willen bijvoegen na goedkeuring van den raad