9 Decembeu 1886.
noeming van een ingenieur, op voorstel van den Voor
zitter mede met algemeeie stemmen besloten de commissie
voor de waterleiding uit te noodigen een ingenieur ter
benoeming voor te dragen.
y'E. In behandeling wordt genomen de begrooting dezer
gemeente voor den dienst van 1887, waaromtrent zullen
worden gevolgd de aanmerkingen door de Commissie van
rapporteurs ten aanzien van bijzondere posten gemaakt
en bij haar verslag vermeld, aanvangende met de
VITGA VEN.
Hoofdstuk I art. 1, 2 en 4. In twee der afdeelin-
ger. werd het zeer betreurd, dat aan den wensch, vroeger
reeds twee malen geuit, voor de verhooging van de jaar
wedden van Burgemeester en Wethouders en Secrttaris
geen gevolg was gegeven. Men acht de bestaande jaar
wedden te gering, en zou die gaarne gebracht zien voor
Burgemeester en Secretaris op f 2400. en voor de Wet
houders op f1200.en men wensclite wel dat door Bur
gemeester en Wethouders, namens den raad, aan Gede
puteerde Staten werd kenbaar gemaakt, het verlangen
van den raad, voor die verhooging, en namens denzelve
werd aangevraagd de medewerking om die jaarwedden
tot de gezegde bedragen te brengen.
De Voorzitter geeft te kennen dat reeds bij herhaling
den wensch van den raad tot verhooging der bedoelde
jaarwedden aan de Gedeputeerde Staten is medegedeeld,
maar telkens is door hen geantwoord dat bij eene alge-
meene herziening daarop zal worden gelet, waarop tot
heden wordt gewacht; zullende op de zaak bij Gedepu
teerde Staten op nieuw worden terug gekomen.
Art. 3. In eene der sectien weid bij den post, „pre
sentiegeld van de leden van den raad" de opmerking ge
maakt dat die post jaarlijksch niet wordt geëpuiseerd,