den 15 December 1886.
Tegenwoordig de heerenVreede, Marijnen, Van Aken,
Backer, Van Hal, Van der Burgh, Guljé, Pels Rijcken,
Romboets, Smits, Nelissen, Van Dam^ Van Mierlo, Hèy-
l \erts, Klep en De Man Voorzitter;
Afwezig de lieer Kuppens volgens schriftelijke kennis
geving.
De notulen van den 4 en 9 December jl. worden aan
gehouden.
A. Aan de orde is de instalalie van den heer F. P. C.
Klep, nieuw gekozen lid van dezen raad.
Genoemde heer wordt ter vergadering geleid, en legt
daarop de eeden, voorgeschreven bij de arlt. 83 der
grondwet en 39 der gem. wet in handen van den
Voorzitter af.
De Voorzitter richt het woord lot den heer Klep, en
zegt
Mijnheer Klep! Ik heet U welkom in deze Vergadering.
Van uw voorganger heb ik gezegd, dat hij hier cene ruime
plaats innam. Aan die woorden zijn verschillende uitleg
gingen gegeven. Ik heb daarmede bedoeld, dat bij onze
zittingen getrouw bijwoonde en aan do beraadslagingen steeds
een Werkzaam aandeel nam. Hot getrouw bijwonen der
vergaderingen toch is, wil men op de hoogte blijven van
hetgeen er te behandelen valt, ecne noodzakelijkheid. Dit
ook nog moet ik zeggen, dat de meeningen hier soms nil-
eenloopen, doch ieder volkomen vrijheid heeft de zijne open
lijk uit te spreken, zonder dat een ander hom dit ten kwade
behoort te duiden. Hiervan kan men echter, ook bij ver
schil van opvatting, zeker zijn, dat ieder lid van dezen raad