9 15 Decejibeiï 1887. moest, opnemen al wat in de drie sectiën is besproken geworden. De Voorzitter herinnert nu aan de bezwaren, welke met den Minister van Binnenlandsche Zaken zijn gerezen, met betrekking lot de jaarwedde van den rector, welke men zal trachten spoedig te regelen. Art. 6d. Aanleg eener zweminrichting. De post daarvoor uitgetrokken ad f 500oordeelt men te gering. Men stelt voor die te brengen op f 1500. Het heeft in het algemeen verwondering gewekt dat op deze begrooting niets voorkomt voor eene daar te stellen waterleiding. liet höoge nut daarvan behoeft niet meer betoogd te worden, het is erkend door een raadsbesluit; en tot bewijze van het ernstig voornemen van den raad dat de water leiding zoo spoedig doenlijk tot stand worde gebracht, wil men op de begrooting de post waterleiding zien uitgetrok ken, doch uit hoofde het bedrag der kosten niet met juistheid kan worden aangegeven, slechts pro memorie. En eindelijk is de vraag gedaan, welke beschikking zal worden genomen omtrent het terrein van de Oude Vest. De Voorzitter geeft te kennen dat eene aan de eischen voldoende zweminrichting voor 1500 onmogelijk kan wor den daargestcld, en merkt levens op dat door de waar schijnlijk veranderde inrichting der bovenmark, waarvan hij niet weet hoe de loop zal zijn, het aan bezwaar onderhe vig is lot de daarstelling der bedoelde inrichting te besluiten. De heer Vreede merkt op dat de plaats waar de zwem inrichting moet komen, reeds is aangewezen, en met de voorloopige werkzaamheden zou kunnen aangevangen worden. De heer Van Mierlo zegt dat de rivier wel zal verbeterd, doch de loop niet verlegd worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1886 | | pagina 150