id DliCEMBEIt 1880.
Worden gebracht, waarlegen geen bezwaar kan bestaan, als
zijnde slechts eene raming.
Daar de commissie, door den raad benoemd, om de com
missie van beheer in het onderzoek naar den toestand der
bank behulpzaam te zijn, hare taak heeft volbracht, betuigt
hij haar daarvoor zijn dank.
De heer Nelissen meent dat de post voor Memorie dient
uitgetrokken te worden, als ziende hij niet in dat de bank
in 1887 de renten zal kunnen betalen; terwijl de renten
altijd kunnen ontvangen worden. Hij wenscht een zuiveren
toestand der bank en eene spoedige benoeming van een
directeur ook zag hij gaarne dat er na 1 December gele
genheid werd gegeven lot verdere lossingen.
De Voorzitter antwoordt op dit laatste dat, als geene
panden zijn gelost, de schuld daarvan aan de beleeners zelve
ligt: dagelijks ontvangt hij brieven om te lossen.
De heer Smits merkt opdat niet ieder de noodige
gelden zal hebben gehad om zijne panden te lossen.
De heer Van Mierlo geeft zijne verwondering te kennen,
dat de voors. gelden nog niet bij den gemeente-ontvanger
zijn afgedragen.
De Voorzitter antwoordtdat dit zoo spoedig mogelijk zal
plaats hebben, aangezien de onkosten van den kantonrech
ter en den notaris, van welke laatste hij eerst dezer dagen
den inventaris heelt ontvangen, nog moeten betaald wor
den; terwijl voor een directeur zoodra mogelijk de voor
dracht kan worden te gemoet gezien.
De hoer Van Aken is het niet eens met den heer Nelis
sen, daar de bank en regie is, en hel nog niet bewezen is
dat er een te kort bestaat. 1
De Voorzitter doet opmerken dat alleen kwestie is of de
post voor memorie zal worden gebracht.