tO
30 Dl. ei-MR Kit 1880.
eerie missive van den lieer De Booij waarvan den inhond
aan den raad bekend is.
De lieer Van Mierlo betoogt breedvoeiig, onder mede-
deeling van een geschiedkundig overzicht van het ontstaan
van Makelaars, dat in deze gemeente geenc behoefte aan
makelaars beslaatdie er ook nooit zijn geweest; hij meent
dat die instelling eer tot verwarring dan tot nut zou
aanleiding geven; terwijl ook geene verplichting bestaat
om makelaars aan te stellen.
De heer Van Dam meent te moeten protesteeren tegen
de insinuation voorkomende in den brief van den heer
De Booij der Kamer van Koophandel naar het hoofd ge
slingerd Hij licht de missivejvan de Kamer op het'
adres van den heer De Booij nader toe, ten aanzien der
niet wenschelijkheid eener benoeming in alle vakken; doch
wel eener aanstelling in een bijzonder vak, waarvan den
werkkring vooraf in een reglement zou behooren te wor
den omschreven.
De Voorzitter is liet hiermede niet eers, maar meent
dat het volgens de artt. 150 en 151 der gem. wet niet
nocdig is, regelen vast te stellen, dewijl daarin is voor
zien bij het wetboek van Koophandel.
De heer Van Mierlo acht die artikelen niet van toe
passing; terwijl de heer Van Dam wijst op art. 140 der
grondwet-
De Voorzit!er stelt daarop voor, om bij stemming uit
te maken of in deze gemeente al- dan niet makelaars in
alle vakken zullen worden aangesteld.
De heer Pels Rijeken wil het beginsel onaangeroerd
hebben, maar alleen hebben beslist of men thans tot het
aanstellen van een makelaar zal overgaan.
Het voorstel van den Voorzitter in omvraag gebracht
w order de, wordt met algemeor.c stemmen beslist, dat alhier