den 127 Maart 1886.
Tegenwoordig cté' héerenVan Aken, Van Dam, Pels Rijcken,
Kuppens, Guljè, Van der Buiten, Marijnen, Römrouts, Vreede,
Backer, Van Hal, Smits, Nelissen, Van MiErlo en Dë Man,
Voorzitter.
Aiwpzig de heer HeylaErts.
De notulen van den 27 Februari jl. worden voorgelezen.
Op de vraag van den Voorzitter of iemand hierop cenige
aanmerking heeft, vraagt de heer Smits hel woord en dit ver
kregen hebbende, zegt hij maar eene kleine aanmerking te
hebben. Volgens de vooigdezen notulen zou hij gezegd héb
ben, dat hij de betrekking van Commissaris van politie en
Marktmeester onvereenigbaar acht, dit lveeft hij niet gezégd,
maar wel dat hij de vereeniging van beide betrekkingen in één
persoon niel wensche/ijk acht.
De notulen aldus gewijzigd, worden daarop goedgekeurd.
A. Door den Voorzitter worden de volgende ingekomen
stukken medegedeeld
1. Missive van de Gedeputeerde Staten van den 25 Februari
t886, G. N°. 39, 2e afd. te kennen gevende, dat de Minister
van Binnenlandschc Zaken, in overeenstemming met bet
Koninklijk besluit van 20 April 1883 N". 10, met hen van
meening is, dat do ontvangsten en uitgaven van de Gasfabriek
moeten worden gebracht op de Gemeente begrooling en dus
ook in de Gemeente rekening. Naar aanleiding hiervan
wordt'de "begrooting voor 1886 andermaal terug gezonden,