den 10 April 1886. Tegenwoordig de heeren Van Mierlo, Marijnen, Pels Rijcken, Kuppens, Vreede, Van Hal, Van der Burgh, Van Aken, Guljé, Van Dam, JVelissen, Rombouts, Smits, Backer en De Man, Voorzitter. Afwezig de lieer Heylaerts. De notulen van den 27 Maart 1886 worden voorgelezen. Op de vraag van den Voorzitter of iemand hierop eenige aanmerking heeft, vraagt de heer Marijnen het woord; dit verkregen hebbende treedt hij in eenige beschouwingen over de benoeming van den Directeur der Ambachtsschool; hij herinnert dat de twee eerste stemmingen nietig zijn verklaard, waardoor er eene nieuwe vrije stemming plaats vonddit geeft hem aan leiding te vragen of de voordracht tot het kit-ceil van een directeur beperkt was tot de drie candidaten of wel buiten de/<j voordracht kon gegaan worden; naar zijn inzien was dit laatste het geval, omdat de stukken niet van drie, maar van alle solli citanten hebben ter visie gelegen, om de leden, na onderzoek dier stukken, vrijheid van keuze te laten; want had toen de keuze tot drie willen beperken dan was het niet noodig andere stukken ter inzage te leggen. Hij begrijpt zoodanige beperking in de voordracht niet, waar omtrent hij gaarne ingelicht zou zijn; terwijl hij op grond van een en ander door den raad zou Weiischen uitgemaakt te zien of het hier eene voordracht dan wel eene aanbeveling gold, daar hii, vooi zich hel woord voor dracht misplaatst vindt. De heer Van Mierlo, meent dat de notulen ten aanzien van de stemming over den directeur niet overeenkomstig de waarheid zijn, Want zoo als daar in staat, zou door den raad zijn beslist dat de lieer Marijnen in deze zaak niet had mogen mede stemmendit is niet liet geval. De raad Jieeft alleen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1886 | | pagina 35