a
10 APRIL 1880.
mogen mede stemmen, hetgeen niet de geest was die den raad
beheerschte en ook niet de geest van art. 4.(5 der gem. Wet^»
die het mede stemmen in zaken die bloedverwanten betreft,
aan raadsleden ontaegt.
De heer Smits, kan aich niet het voorstel van den heer
Pels Rijcken niet vereenigen, dewijl ook hij meent dat dc
heer MaRijnen, volgens de niet twijfelachtige uitspraak der
Wet, in deze zaak niet had behooren mede te stemmen.
De heer N lussen is van hetzelfde gevoelen.
De heer Va.v dek. Burgh, is het met den. Ueer Pels Rijcken'
eens.
De Voorzitter brengt ter opheldering in herinnering al het
in de vorige vergadering voorgevallene omtrent deZe zaak, en
zegt, dat, wanneer de Wet in een dergelijk geval aan een
raadslid niet de bevoegdheid tot medestemmen ontzegde, de
welvoeglijkheid dit zou verbieden.
Nadat over deze zaak nog onderscheidene leden liet woord
hebben gevoerd brengt de Voorzitter liet voorstel van den
lieer Pels Rijckev in stemming, waarvan de uitslag is da*>
dit voorstel met 9 tegen 6 stemmen wordt verworpen.
Voor de lieeren Backer, Van Mierlo, Marijnex, Pels
Rijcken, Kuppens en Van der Bürgh.
iUi'i aieairnmoo ramp» itsbHinl ci aoilaie .öi^jmbiorisead
Tegen de heeren Nelissen, Rombouts, Smits, Vrekde,
Van IIal, Van Aken, Guljé, Van Dam en de Voorzitter.
De Voorzitter vraagt of er nog verdere aanmerkingen op de
notulen zijn.
De heer Smits zegt nog ccnc aanmerking te hebben, name
lijk in de notulen staat, dat de benoeming van curatoren vair
het Gymnasium beeft plaats gehad ingfevolge eene voordracht
van Burgemeester en Wethouders, dit moet zijn aanbeveling.
De notulen aldus gewijzigd, worden daarop goedgekeurd.