10 April 1886.
Is besloten (le rekening met de bijlagen bij de leden te
laten circuleeren.
7. Adres van Elisabeth Martens, te 's Princenhage,
eigenares van een perceel weide, gelegen in Abroek onder die
gemeente; te kennen gevende dat door den vorigen eigenaar
van genoemd perceel weide op bet daaraan grenzend trekpad,
in 1865 een 90tal booinen zijn geplant; dat zij die boomen,
als haar eigendom ter rooiing heeft verkochtdoch dat zij ver
nomen hebbende, dat het gemeente-bestunr van Hreda, als
ook vermeenende eigenaar dier boomen te zijn, zich daartegen
zal verzetten; dat zij echter uit vrees voor procedure, van haar
vermeend recht geen gebruik durft makenwaarom zij verzoekt
dat omtrent het eigendomsrecht dier boomen, een onderzoek
worde ingesteld.
De Voorzitter geeft te kennen, dat wel ingevolge art. 148
der grondwet alle geschillen over eigendommen der gemeente»
langs den rechterlijken weg moeten worden beslist, maar hij
acht het toch wenschelijk deze zaak langs den minnelijken weg
te vereffenenwaarom hij voorstelt de zaak te behandelen in
eene besloten Vergadering na alvorens het bericht te hebben
ingewonnen van de bouw-commissie.
De heer Van Mierlo, meent dat dit adres bij de bouwrcom-
missie niet te huis behoort, dewijl het hier geldt eene rechts
kwestie; het komt hem daarom beter voor het adres te verzenden
aan eene commissie van rechtsgeleerden.
De heer Pels Rijcken is van oordeel dat die rechtskwestie
niet veel zal uithalen, omdat het toch vast staat dat die boomen
door den auteur van de requestrante zullen zijn geplant,
De Voorzitter merkt op, dat het niet zoo zeker is, zoo als de
heer Pels Rijcken aanneemt, dat die boomen door den au
teur van de requestrante zijn geplant; daarom had hij voorgesteld
deze zaak in eene geheime zitting te behandeleH,
Waartoe alsnu wordt besloten.