to 22 Mei 1880. herinneren hoe dal Heemraadschap omtrent de wegruiming en wederinplanting der boomen, slaande bij hel trekpad, met de aangelanden handelde, en vindt, daarmede verband hou dende, het zeer billijk die schikking met adressante te maken. De Voorzitter niets willende afdingen omtrent handelingen door het Heemraadschap vroeger al of niet gedaan, houdt vol dat hot het recht niet heeft over den eigendom van de beplanting te beschikken. Geen twijfel beslaat er omtrent den eigendom der gemeente Breda. De vroegere Heer van Breda heeft die gronden geschonken aan de stad. De heer Pels Kijcken wil aannemen, dat na deugdelijk onderzoek de gemeente eigenares van den grond is, doch vroeger bestond hieromtrent twijfel, van daar dat aange landen aldaar boomen hebben geplant Later bleek de grond aan de gemeente te behooren. Bet Martens erkend bare dwaling van geen recht van beplanting aldaar te hebben. Hij vindt om alle onaangenaamheden te voorko men het voorstel van den beer VanMierlo billijk. De Voorzitter komt bet eenigszins zonderling voor, dat, terwijl de zaak nog aanhangig is, men voorstelt om zus of zoo te handelen, waarmede men bet besluit van den raad vooruit loopt. Men moet niet vergeten zegt bij dat wij een publiek lichaam zijn, dat zich aan de gemeente wet moet houden. Hiermede zouden Gedeputeerde Staten evenmin zoo gemakkelijk instemmen. Ook de wijze van opruiming der boomen door afzaging komt hem niet doelmatig voor daar dan de stammen en wortels in den grond b1 ij ven zitten. Verder zegt de Voorzitter dat zoolang er twijfel bestaat over het recht, bij zoo lang bezwaren zal maken om een besluit vau den raad, in den geest als door vorige spre kers is voorgesteld, uit te voeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1886 | | pagina 54