t3
22 Mei 1886.
waarop de Voorzitter antwoordt later geen verwijt te heb
ben, dat hij de rechten der gemeente heeft losgelaten.
De heer Nelissen meent dat Bet Martens als schadever
goeding toch aanspraak heeft op iets en de raad haar
hij wijze van transactie eene zekere som aanbood.
De Voorzitter deelt die zierswijze niet, daar hij de
overtuiging niet heeft wie er geplant heeft.
De heer Van Aken verklaart dat de hoornen in zijne
tegenwoordigheid zijn geplant en stelt verder voor aan
Bet Martens als schadevergoeding f 200 te geven om de
zaak te beëindigen.
De heer Van Mierlo verzoekt dat zijn voorstel het eerst
in omvraag zal worden gebracht.
De Voorzitter wil het voorstel van den heer Van Aken
in omvraag brengen, waartegen de heer Van Mierlo zich
verzet, zeggende dat zijn voorstel de prioriteit heeft.
Waarop de Voorzitter in omvraag brengt welk voor
stel de raad verlangt dat het eerst in stemming zal wor
den gebracht.
Met algemeene stemmen (behalve die van den Voor-
zittei) wordt de prioriteit aan het voorstel van den heer
Van Mierlo verleend.
De heer Van Aken onthield zich van medestemmen.
Nadat het den heer Van Mierlo, op zijn verzoek was
vergund om de noodige wijziging in zijn voorstel te doen,
wat betreft de wijze van rooien der hoornen, brengt de
Voorzitter het in stemming en wordt met elf tegen drie
stemmen aangenomen.
Voor de heeren Van Hal, Marijnen, Backer, Vreede,
Van Mierlo, Pels Rijcken, Smits, Van Dam, Rombouts»
Gul jé en Van der Burgh.