4 7 Augustus I88C. de verkiezing ingebrachte bezwaren niet te beslissen beeft en ook niet beslissen kan, maar wel de Raad. De Voorzitter merkt opdat dit aannemendedan nog in dit geval de 2de alinea van art. 10 der gem. wet ran toepassing zon zijn, dewijl volgens liet verslag der commis sie, i personen hebben medegcstomd, die daartoe niet be voegd waren, en deze niet rnederekende, zouden aan de hoeren, die in herstemming waren nog een gelijk gelid stemmen kunnen worden toegekend, en de genoemde alinea zegt, dat bij staking van stemmen, de oudste ip jaren ge kozen is. De heer VanMierlo zegt, dat dit alles door de com missie is in overweging genomen en dat het hier eene moeilijke quaestie geldt, is door haar niet uit het oog verloren, maar toch heeft zij bij het onderzoek der ge loofsbrieven van den heer Klep de tegen zijne verkiezing ingebrachte bezwaren als geldig beschouwd, waarom zij tegen diens toelating meende te moeten adviseeren. De heer Van Hal beroept zich, ten bewijze der geldig heid van de tegen de verkiezing ingebrachte bezwaren, op de uitlegging van art. 31 der gem. Wet door den heer Cremers, en op een daarmede overeenstemmend Kon. besluit van 7 December 18Gi). De Voorzitter merkt op dat een Koninklijk besluit geene wet is. De heeren Vau Aken, Rombouts en Smits geven de gronden aan, waarom zij niet met den Voorzitter kunnen instemmen, en de gemaakte bezwaren tegen de plaats ge had hebbende verkiezing als geldig beschouwen. O O I O De heer Van Ilal begrijpt niet wat de Voorzitter er tegen kan hebben om het bezwaar, in Int adres van den lieer Van Wees genoemd als gegrond aan te nemen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1886 | | pagina 91