7 Augustus 1886. dewijl toch ieder ingezetene het recht heeft hij den raad bezwaren in te dienen. De Voorzitter antwoordt dat ten aanzien van verkie zingen men niet met ingezetenen maar met kiezers te re- kenen heeft. De heer Van Aken acht den heer Klep een te fat soenlijk man, dan dat hij zou wenscher. gekozen te wor den door eene verkiezing, welke op eene onrechtvaardigheid, althans op eene onwettigheid berust. De Voorzitter merkt hieromtrent op dat de heer Klep zelf daaraan weinig heeft kunnen doen. Nadat nog onderscheidene leden het woord hadden ge voerd en de heer Van Mierlo het verslag nader had toe gelicht, brengt de Voorzitter in stemming of de heer Klep als lid van den gemeenteraad kan toegelaten worden. Met 10 tegen 3 stemmen wordt besloten den heer Klep als zoodanig niet toe te laten. Voor de lieeren Backer, Vreede en de Voorzitter. Tegen de heeren Marijnen, Van Hal, Van der Burgh, Van Aken, Guljé, Smits, Rombouts, Nelissen, Van Mierlo en Kuppens. 2. De door regenten van het Oude Mannenhuis voor gestelde wijziging van het reglement voor dat gesticht» namelijk: Art. 2. om het woordje op eene aanbeveling te veran deren in uil eene aanbeveling. De Voorzitter merkt op dat men eene aanbeveling verwart met eene voordrachtwaarom hij het niet wenschelijk acht het woordje op te veranderen in uit, dewijl de raad alsdan het recht uit de hand zou geven, hoewel nimmer de beioe- ming van regenten buiten eene aanbeveling is geschied.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1886 | | pagina 92