10
den 20 Augustus 1887.
den benuttigd, terwijl het bovendien is gelegen in het midden
der stad en men aan de voorzijde nog een fraaien tuin kan
aanleggen.
De heer Van Hal, nogmaals zijn leedwezen betuigende,
ditmaal niet met de bouwcommissie te kunnen medegaan,
zegt, dat zijne overtuiging zoo luid spreekt, dat hij het
betreuren zou indien het project werd uitgevoerd; noemt
in deze de blinde ramen ondingen, eene architectonische
ketterij, in den tegenwoordigen tijd geheel inbruischende
tegen het schoonheidsgevoel.
Hij zag dan ook liever het terrein tot fraaien tuin inge
richt of wel in tuintjes verdeeld voor de bewoners der
Karneinelkstraatdan voor eene school die niet op zijne
plaats staat, en wenscht liever le wachten, om eene andere
bestemming aan het terrein te geven. Verder waarschuwende
tegen de goedkeuring van het plan met alle kracht die
in hem is.
De heer Klep heeft nog een ander bezwaar, n. 1. de aan
wezigheid van zoovele scholen op dat gedeelte der stad.
De tram en het drukke verkeer aldaar doen hem vreezen,
dat er op den duur ongelukken niet kunnen uitblijven.
De voorzitter zegt, dat het laatste bezwaar kan worden
weggenomen door den uitgang der school aan de achteizijde
te brengen.
De heer Klep kan in dat geval er zich des noods mede
vereenigen.
De voorzitter vraagt of de raad er zich ook mede kan
vereenigen.
De heer Rombouts antwoordt van niet.
Dc voorzitter stelt daarop voor tot stemmen over te gaan,
om uit te maken of de school op dc gedempte Oudevest
zal worden gebouwd.