Den 17 September 1887. Tegenwoordig de heeren: Marijnen, Bacrer, Van Hal, Klep, Van Dongen, De Booy, Smits, Romrouts, Van Dam, Van Mierlo, Heijlaerts, Van Aken en De Man, voorzitter. Afwezig de heeren: Pels Rijcken, mol kennisgeving, Nelis- sen en Guljè. De secretaris ongesteld zijnde, wordt diens functie waar genomen door den Islcn commies ter secretarie J. G. Blaeser. De notulen der vorige vergadering, dd. 6 September jl worden voorgelezen en op verzoek van de heeren Smits en Heijlaerts gewijzigd. De heer De Booy merkt op, dat hij in de notulen niet vermeld vindt hetgeen door hem is gezegd ten aanzien zijner te kennen gegeven verwondering, hier aan de groene tafel iemand te zien plaats nemendie openlijk had ver klaard daaraan geen zitting meer te zullen nemen, alvorens hij voldoening zou hebben ontvangen voor eene beleedïging, die hem, naar hij meende, door den voorzitter was aan gedaan, welke voldoening echter nooit was gegeven. De voorzitter antwoordt, dat bet niet mogelijk is de soms uitgebreide discussien in de notulen op te nemm, dewijl deze alsdan van veel te groolen omvang zouden worden, en bovendien het hier weer geldt eene zaak, die vroeger is voorgevallen, waarop nu niet meer kan worden teruggekomen. De heer De Booy wil zich hierbij neerleggen, doch be houdt zich voor dit onderwerp bij de begrooting nader te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 114