3
DEN 17 SfiPrarBtR 1887.
Hierna stelt de voorzitter het besluit aan de orde, en
wijst op art. 36 der Gemeentewet, volgens 't welk de raad
van dit besluit in beroep kan komen bij den Koning.
Be heer Van Dam, het woord gevraagd en verkregen
hebbende, zegt, dat het bestuit van Gedeputeerde Staten op
eene dwaling berust, want hunne bewering is zoowel in
strijd met de verordening als met de Gemeentewet. Zij gaan
uit van het beginsel, dat het verrichten van de doodschouw,
het onderzoek der publieke vrouwen en de kostelooze in
enting en hennënting niet gerekend kunnen worden als te
behooren tot de armenpraktijk, doch niemand zal beweren,
dat dit4 wel het geval is; maar dit alles wordt uitgeoefend
als een deel dier prak!ijk. Volgens art. 78 der verorde
ning is Dr. Hofman belast uitsluitend met de armenpraktijk
en werden hem in die functie tevens opgedragen de dood-
schouw, het onderzoek der publieke vrouwen en de kostelooze
inëffting en her inenting. Hij Werd alleen als armendokter
aangesteld, en moet in die qwaUteit optreden bij de dood
schouw, de vaccinatie en lief onderzoek der publieke vrouwen.
Het is ten deze dus niet de vraag of vermogenden of on-
vermogenden zich aanmelden, maar alleen, in welke hoeda
nigheid die werkzaamheden worden verricht. Dr. Hofman
heeft van den gemeenteraad bovendien geene andere opdracht
dan die, welke hij ontleent aan het besluit van den gemeen
teraad van 24 Juni 1882, waarbij, hij als armen-gencesheer
wordt aangesteld met de verplichting om bovengenoemde
werkzaamheden te verrichten, zoodat öp hem van toepassing
is de bepaling der Gemeentewet, waarin wordt gezegd, dat,
hoewel een ambtenaar, vanwege het gemeentebestuur aan
gesteld, niet kan zijn lid van den gemeenteraad, onder dit
verbod niet begrepen zijn genees-, lieel- en verloskundigen,
die met de armenpraktijk belast zijn.
Het besluit van Gedeputeerde Staten, zegt spreker verder,
is voorts niet in overeenstemming met de Gemeentewet,