den 3 December 1887.
belaug, wenschte dat er eene afzonderlijke vergadering aan werd
gewijd en hij met het voorstel van den heer Pels Rijcken e. s.
vooraf kennis kon maken en het te laten eireuleeren.
De voorzitter antwoordt, dat het voorstel is gedaan de
voorstellen aan eene commissie te verzenden, en wordt dat
aangenomen, dan zal de raad er van zelf kennis mede
kunnen maken.
De heer Nelissen verzoekt dat het tweede adres wordt
voorgelezen, waartoe ook de heer Van Mierlo zijn verlangen
te kennen geeft.
Waarop van het adres van de heeren Pels Rijcken c. s.
voorlezing wordt gedaan.
De heer De Booy, met genoegen ontwaard hebbende, dat
zijn voorstel door een ander voorstel is gevolgd, wenschte
dat de stukken bij de leden zouden eireuleeren.
Nadat hierover ook nog door den voorzitter en de heeren
Van Mierlo en Pels Rijcken het woord werd gevoerd, om
nu eene commissie aan te wijzen en de stukken ter visie
te leggen, stelt de voorzitter voor tot het benoemen eener
commissie van drie leden over te gaan.
Hiertoe besloten zijnde, weiden bij de eerste stemming
op den heer Guljé veertien stemmen en wordt op den heer
Van Mierlo één stem uitgebracht.
Bij de tweede stemming verkreeg de heer Van Mierlo
acht en de heer Van Hal zeven stemmen.
De heer Van Hal verzocht op hem geen stemmen te
willen uitbrengen, aangezien hij door eene afwezigheid
buitenslands geen deel aan de commissie-vergaderingen zou
kunnen nemen.
Bij de derde stemming verkreeg de heer Smits twaalf
stemmen en de heeren Nelissen, Van Dam en Marijnen
ieder één stem.
Zoodat de commissie is samengesteld uit de heeren Gulje,
Van Mierlo en Smits, die van de beide voorstellen verslag
zal uitbrengen.
De heer De Booy onthield zich bij het samenstellen dezer
commissie van stemmen.