11 den 3 December 1887. het adres niet bij den raad maar bij de Exploitatie-Maatschappij tehuis behoort, die beter in staat is om te beoordeelen wat er in deze moet gedaan worden. De heer Heijlaerts zegt, dat niet alleen handel en nijver heid, maar ook hij in zijne betrekking den last van de belemmeringen van dien overweg ondervonden heeft, en meent in het algemeen belangdat er gronden bestaan om het adres van de handelaren te steunen, daar zij niet datgene bij de Exploitatie-Maatschappy vermogen wat de raad bij een krachtig betoog zou kunnen verkrijgen. De bouw van een tunnel onder- of eene brug over den spoor weg zullen die belemmeringen opheffen, en hij acht eene brug het minst kostbare en het meest practische voor de Exploitatie-Maatschappy. Den heer Rombouts komt het voor, dat de raad zich tot den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, moest wenden en de bezwaren der handelaren aan dien Minister moesten worden kenbaar gemaakt. Voor de Exploitatie- Maatschappy zou een tunnel of brug een financieel bezwaar opleveren. Alleen van een beroep op den Minister ver wacht hij meer uitwerking. De lieer Van Hal vraagt, of de weg een rijks- of ge meenteweg is. In het eerste geval zou hij het oirbaar achten, dat adressanten zich tot de Tweede Kamer ver* voegden. Hij meent dat het adres daar meer tehuis behoort dan bij den raad. De heer Rombouts wil in den geest van het door hem gesprokene een voorstel maken. De heer Van Mierlo zegt, dat de raad de belangen der gemeente dient voor te staan, want hij behoort te waken voor de veiligheid der wegen en wijst op de ongelukken, die reeds bij dien overweg gebeurd zijn. De heer Rombouts wenscht, dat de bemiddeling van den Minister van Waterstaat worde ingeroepen om de onveilig heid aan den overweg te doen ophouden. De voorzitter is van gevoelen, dat het niets zal baten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 151