6 den 10 December 1887. «aangestelddoor hem te veel werkzaamheden, daaraan «vreemd, op te dragen; men wenschte hem, ook met het «oog op het Valkenberg, een meer afgezonderden werkkrino- «onder zijne verantwoordelijkheid, doch altijd onder toezicht «van den gemeente-bouwkundige, op te dragen." De heeren Heglaërts, Marijnen en De Booy. bevestigen het hierboven aangehaalde, en weuschten ook dat de op zichter uitsluitend met zaken tot zijn werkkring behoorende werd belast. De heer Van Mierlo meent, dat hiernaar kan worden geïnformeerd. De voorzitter geeft hiervan de toezegging. Artikel 13 k. «De post van vaste arbeiders staat in «verband met het rapport uitgebracht in zake het voorstel «van het raadslid Marijnen, om meer in het openbaar «aan te besteden, waarvoor in Hoofdstuk IV, aitikel 5 «van het formulier der begrooting een post voorkomt. In' «eene afdeeling verklaarden zich drie leden vóór, twee te^en «openbare aanbesteding. In eene andere afdeeling betoogde «een hd, dat, hoe men daarover ook dacht, de post van vaste arbeiders ad 6000 hier moest vervallenen voor «zooverre daarvoor gelden werden vereischt, die moesten «worden overgebracht op de posten, waarbij die belmoren «zooals onder anderen op artikel 1 tot en met 5 van Hoofd- «stuk III en de artt. 1, 2, 4, 6, 8, 9 en 12 van Hoofdstuk «IV, wanneer ook een juist overzicht zoude worden ver- «kregen over hetgeen bet onderhoud van elk dier werken «en eigendommen aan de gemeente jaarlijks kostte. De «voor het onderhoud dier verschillende zaken te gering «uitgetrokken sommen wezen toch genoegzaam aan, dat «het ontbrekende uit den bestreden post van vaste arbeiders moest worden aangevuld." Hierover ontstaat eene langdurige en levendige discussie waaraan de heeren Smits, Guljé, Yan Mierlo, Pels Rijcken' en de voorzitter deelnemen, en waarbij de heer Marijnen zich bezwaard acht tegen het uittrekken van een post van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 158