11
den 10 December 1887.
De heer Nelissenhoewel voor zich in eene vooruit-
schrijdende stad als Breda het tot stand komen eener visch
markt wenschelijk achtende, meent toch, dat men zich tot
het noodzakelijke dient te bepalen, vooral wanneer men
weet, dat er nog voor eene waterleiding te zorgen is. In
de gegeven omstandigheden acht hij zich niet gerechtigd zijne
stem voor dien post uit te brengen.
De voorzitter wijst er op, dat het lastig is het iedereen
naar den zin te maken. Eenige jaren geleden werd er
onophoudelijk geschreven over eene nieuwe vischmarkt,
en nu er een post voor op de begrooting staat, wil men
hem er weer af hebben. Hij voor zich was er nooit voor
om tot eene luxe-uitgaaf mede te werken, maar nu de
aandrang zoo groot werd, heeft hij er zich bij neergelegd.
De heer Heijlaerts vindt eene nieuwe vischmarkt wel
wenschelijk, maar nu er een tekort is, kan hij er niet
voor zijn.
De heer De Booy is van het gevoelen van de heeren
Nelissen en Heylaerts.
De voorzitter wil tot de stemmipg doen overgaan.
De heer Guljé vraagt vooraf nog het woord, en zegt,
dat burgemeester en wethouders op aandrang van den raad
tot het brengen van dezen post op de begrooting zijn
overgegaan.
De heer Pels Rijcken is van gevoelendat de verplichting
om meer rekening te houden met noodzakelijke dan met
wenschelijke zaken, den raad niet mag weerhouden eene
der nuttigste inlichtingen in het leven te roepen. Spreker
wijst op de behoefte die er bestaat voor de kleine burgerij
om eene goede en zindelijke vischmarkt te hebben en wenseht
den post op de begrooting te behouden.
De heer De Booy bespreekt nog den verkoop van visch
in winkels en op de vischmarkt, en betwijfelt zeer, dat men
voor bedrog op laatstgenoemde meer gegarandeerd is. Hij
wil aldaar beter toezicht, en eene geschikter plaats voor de