Den 13 December 1887.
Tegenwoordig deheeren: Van Aken, Smits, Rombouts,
Van MierloNelissen, De Booy, Van Dongen, Klep,
Van Hal, Backer, Marijnen, Guljé, Heijlaerts en De
Man, voorzitter.
Afwezig de heeren Pels Rijcken en Van Dam.
De secretaris ongesteld zijnde, wordt diens functie waar
genomen door den lsten commies J. G. Blaeser.
De voorzitter opent de vergadering.
De notulen der vorige vergadering worden aangehouden.
Aan de orde wordt gesteld de voortzetting der begrooting
voor 1888, en aangevangen met:
Hoofdstuk III, artkel 6 Valkenberg. »Werd verlangd
»dat het nog te verrichten werk zooveel doenlyk zoude
worden aanbesteed en er in allen gevalle op het werk
beter toezicht zoude worden gehouden.
W erd ook in eene andere afdeeling aangedrongen op de
^afsluiting van het Valkenberg door een ijzeren hek."
De voorzitter zegt, dat getracht zal worden aan het
uitgedrukt verlangen te voldoen; eene aanbesteding is echter
moeielijk. Het toezicht wordt uitgeoefend door den heer
Rosseels en den gemeente-architect.
De heer De Booy acht de zaak van het Valkenberg van
zooveel gewicht, dat hij meent dat deze wel eens mag
besproken worden. Vooral vestigt hij de aandacht op den
vijver, die zooveel geld heeft gekost, niet aan zijn doel
beantwoordt, en het daarin aanwezige water niet kan
worden verfrischt.
De voorzitter antwoordtdat die aanleg is geschied met
het oog op de waterleiding en wanneer deze in werking is,