3
den 13 December 1887.
volgens den in het rapport uitgedrukten wensch, niet met
279,389, maar met ƒ250,000 worden verminderd.
De voorzitter deelt omtrent de waterleiding mede, dat
het werk daarvoor opnieuw moet worden begonnen, dewijl
tegen het in gebruik nemen van het daarvoor gekozen
terrein bij den Gouverneur der Koninkl. Milit, Academie
bezwaren zijn gerezen, als liggende dit in het schietterrein.
Door den heer Schotel moet nu een ander prise d'eau
worden gezocht. Hiermede is die ingenieur bezig en moeten
de resultaten daarvan afgewacht worden.
De heer Van Mierlo merkt op, dat de voorafgegane
bemoeiingen der commissie, die het werk voorbereid hebben,
niet van de gemakkelijkste voor haar zijn geweest. Wat
betreft de vermindering der voor de waterleiding uitge
trokken som met j 250,000hiermede kan hij zich geheel
vereenigen. Hij acht de som van 100,000 voor 1888 vol
doende, en ziet niet gaarne die hooge cijfers op de
begrooting.
De voorzitter vindt dit ook goed en zegt, dat zoolang
men de plannen van den heer Schotel niet kent, er toch
niets te doen valt.
De heer Nelissen spreekt over het bedrag der gelden, die
voor de werkzaamheden der waterleiding op de begrooting
worden uitgetrokken en die in het nauwste verband staan
met de rente, die de leening vordert, welke voor de water
leiding dient te worden gesloten. Hij had liever gezien
dat alle kosten der waterleiding gerangschikt waren onder
de buitengewone uitgaven, die door de buitengewone in
komsten dienen gedekt te worden. Spreker kan echter in
de begrooting geen buitengewone inkomsten aanwijzen, en is
het daarom met den heer Van Mierlo eens, om voor het
volgend jaar geen hooger bedrag op te nemen als noodig is.
De heer Guljé wijst den vorigen spreker op het slot der
begrooting, alwaar tot toelichting staat, dat wanneer de
renten der leening voor de waterleiding ad 3062.50 als
buitengewone uitgaaf worden beschouwd, de gewone inkomsten
de gewone uitgaven nog met 205.125 zullen overtreffen.