11 den 13 December 1887. De heer Guljé geeft, als lid dier commissie, te kennen, dat ƒ500 wel voldoende zullen zijn. De verhooging van dit artikel met die som wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer De Booy maakt hierna de opmerking, dat de gemeente-architect, na het verleend eervol ontslag aan den heer Lipjes, ook met het beheer der gemeente-reiniging is belast, niettegenstaande hij, volgens den heer Marijnen, toch al met werkzaamheden is overladen, en vreemd vindt hij het, dat juist de heer Marynen daartoe heeft medegewerkt. De heer Marijnen, hierop antwoordende, zegt, dat de gemeente-architect met dat beheer maar tydelijk is belast dat dit door hem in zijn vrijen tijd uitstekend wordt waar genomen, en dat zijne noodige werkzaamheden daaronder niets te lijden hebben, evenmin als het door hem waar genomen wordend secretariaat der Ambachtsschool. Den heer Van Hal verheugt het dezen lof over den gemeente-architect te hooren, dewyl er in de vorige ver gadering nog al veel is gesproken, dat aan zijn adres was gericht en hem niet altijd even aangenaam moet geweest zijn, waarom hij akte van deze verklaring neemt, die z. i. veelzeggend is. Na nog eenige bespreking tusschen de heeren Marijnen en Van Hal, verzoekt de voorzitter met de behandeling der begrooting voort te gaan. Artikel 17. »In eene afdeeling verlangde men reddings- »toestellen op meer andere plaatsen, meer bijzonder bij de »Mauritsbrug, waar velen zyn verdronken." De voorzitter zegt dat daar, waar blijken mocht dat die toestellen noodig zijn, ze aangeschaft zullen worden. wAlsnu overgaande tot de inkomstendie de uitgaven »moelen dekken, was men algemeen overtuigd, dat de »ge\vone uitgaven de gewone inkomsten met circa 10,000 »te boven gingen, voor welke som alzoo nieuwe middelen »zouden moeten worden gezocht. Vrij algemeen kon men »zich niet Vereenigen met het voorstel van burgemeester

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 176