16 den 13 December 1887. Artikel 6. »Bij dit artikel werd de noodzakelijkheid betoogt van eene verordening op de algemeene begraaf plaats, ten einde de ongelegenheid voor te komen, wanneer »iemand daarvan wenschte gebruik te maken." De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders de verordening zullen opmaken, ofschoon tot dusver nog geen enkele aanvrage is ingekomen. Artikel 7. »Werd herziening van de daartoe betrekkelijke verordening verlangd." Deze, zegt de»voorzitter, zal ook al op zijn tijd gebeuren. Hoofdstuk III, artikel 1 a. 'öEenige leden wilden dezen »post voor memorie hebben uitgetrokken, andere waren van »oordeel, dat men niet moest vergeten dat men eene »begrooting behandelde voor het volgend jaar, en dat, wanneer men uitleende tegen 10 percent, daaruit dan »toch wel de kosten van beheer plus de renten van 31/2 percent van het door de gemeente te verstrekken kapitaal »zouden kunnen worden gevonden. »Ook verlangde men inlichtingen omtrent den stand »van de vervolging tegen de erfgenamen van den vorigen »directeur en een der borgen, die nog niet had betaald." Na eene opmerking van den heer Nelissen, die door den heer Guljé wordt toegelicht, wordt besloten dezen post uit te trekken voor memorie De voorzitter merkt op, dat het voorzichtiger van den raad was zulke vragen niet in het openbaar te doen. Artikel 6. »De opbrengst der visscherij was vroeger »/580, thans 115. Men vroeg of de suikerfabriek van »den heer Wittouck hierop van geen invloed kon zijn. Men »had gehoord van visschen, die dood drijvende in de Mark »zijn gevondenhetgeen men aan de gebrekkige filtratie- »toestellen van de vuile stoffen der fabriek, die men in »de Mark liet uitloopen, vermeende te moeten toeschrijven," De voorzitter zegt, dat de mindere opbrengst is toe te schrijven aan de omstandigheid, dat bij de openbare ver pachting niet meerder geboden is. Of de suikerfabriek daarop invloed uitoefent weet hij niet te zeggen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 181