9 April 1887. geven dier ƒ200 gebleken is zeer nadeelig te werken voor liet onderwijs, zooals in de voors. missive door de commissie wordt aangetoond. De Voorzitter vraagt of de raad zich met dit voor stel kan vereenigen. Wordt hetzelve met algeraeene stemmen aangenomen. 13. Missive van de commissie van toezicht op het Mid delbaar onderwijs alhier van den 23 Maart 1887, daarbij met het oog op de aan de Hoogere Burgerschool nog steeds bestaande vacatures van een leeraar voor de Néder- landsche taal en van een leeraar voor de Engelsche taal, het wenschelijke en noodzakelijke te kennei) gevende, dat voor die betrekkingen eene oproeping van sollicitanten ge daan worde. De Voorzitter vraagt of Burgemeester en Wethouders zich gemachtigd kunnen houden om tegen 1 September eeïie oproeping van collicitanten te doen. De heer Rombouts het woord gevraagd en verkregen heb - bende, zegt sterk tegen de dadelijke oproeping te zijn en wenschte in het stadium der verhouding tusschen de Hoo gere burgerschool en het Gymnasium, vooralsnog geene ver andering te brengen. De Voorzitter antwoordt dat de oproeping eerst tegen 1 September a. s. geschieden zal, terwijl men aan de Hoogere burgerschool zich thans moet behelpen. De lieer Pels Rijcken zegt dat er noodzakelijkheid tot het doen der oproeping bestaal, want met 1 September wordt het Gymnasium geopend en kan men niet over de krachten beschikken die tot dusverre ten dienste stonden. De heer Van Mierlo geeft te kennen, dat heden aan den raad eene voordracht is ingediend tot benoeming van een J 1 J - 4 «£.*,■'.- i

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 34