9 April 1887. rector aan het Gymnasium en kan na de benoeming de regeling der lesuren met den rector bepaald worden. De Voorzitter vraagt of de raad zich hiermede kan vereenigen. De heer Rombouts antwoordt dat hij zich daarmede niet kan vereenigen, aangezien nog geen Rector is benoemd en het niet zeker is of de leeraren zullen noodig zijn aan de Hoogere burgerschool, het Gymnasium, of aan beideter wijl het overige personeel van het Gymnasium nog niet is opgeroepen: een uitstel met de oproeping kwam hem beter voor. De Voorzitter, den spreker beantwoordende, zegt dat hij in dwaling verkeert. Aan de Hoogere burgerschool zijn de twee leeraren bepaald noodig; later zal blijken of zij hunne diensten ook aan het Gymuasium kunnen bewijzen. De heer Van Mierlo gelooft dat er een raadsbesluit be staat omtrent het aantal leeraren aan beide inrichtingen en wil aan de oproeping, de bepaling voegen, dat zij des noo dig aan het Gymnasium werkzaam zullen zijn. Nadat de Voorzitter de heer Rombouts 1102 nader had duidelijk gemaakt wat de strekking der oproeping was, en dit in verband gebracht met de te geven lessen aan het Gymnasium en de heeren Pels Rijcken, Van Mierlo en Van Dam nog daarover het woord hadden gevoerd, stelt de- Voorzitter voor om de beslissing dezer zaak aan te houden. Waartoe met algemeene stemmen wordt besloten. 14. Missive van den heer Mr. L. Ingen-Housz, presi dent der feestcommissie van 19 Februari jl., ter viering van Zijner Majesteits 7Osten verjaardag, daarbij te kennen ge vende, dat van het door den gemeenteraad verleende crediet van ƒ500,op de gemeente-kas, tot gedeeltelijke goed making der kosten van het feest, daarvan geen gebruik is behoeven gemaakt te worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 35