23 April 1887.
,/uitkeering uit bet jaarlijksch goed slot der Bank tot
z/een maximum van 4 pCt. van het voorgeschoten kapitaal/'
De-'voorgestelde drie punten genoegzaam toegelicht zijnde,
brengt de Voorzitter ze achtereenvolgend in stemming, waar
van de uitslag is, dat
Punt 1. /Verhooging van den rentestandaard op 15 pCtk.
,/VOor beleeningen van ƒ100 en lager en op 12 pCU voor
//beleeningen van meer dan ƒ100."
Wordt met algemeene stemmen, met uitzondering van
die van den heer Klep, aangenomen.
Punt 2. ,/twee cent te heffen van ieder pand bij lossing.
Wordt met algemeene stemmen verworpen.
Punt 3. Zooals het voorstel van den heer Pels Rijcken luidt.
Wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Voor stemden de heerenVan Hal, Marijhen, Backer,
Vreede, Heylaerls, Van Dam, Pels Rijcken, Culje, Van der
Burgh, Nelissen en de Voorzitter.
tegen, de hecrenVan Aken, Klep en Van- Mie rib.
"^e Voorzitter zegt, dat alsnu moet worden bepaald' of de
"orgtocïit van twaalf duizend gulden door den Directeur der
Bank van Leening te stell'en, zal geschieden
ten eerstein, effecten, die in de gemeentekas zullen worg
den gedeponeerd, of
ten tweede: als bedrijfskapitaal in de Bank zal worden
opgenomen.
Na bespreking van den vroegeren toestand der Bank, in
verband met het laatst daarin voorgevallene,
Wordt met algemeene stemmen, met uitzondering van
die van den heer Van Mierlo, besloten te bepalen, dat
de te stellen borgtocht, als voorzegd, door het deponeeren
van effecten in de gemeentekas zal plaats hebben.