den 9 Juli 1887.
2. Missive van Gedeputeerde Stalen, van den 16 Juni 1887,
G, n°. 77/57% 2e afd., met eene missive van den Minister
van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, van den 14
Juni 1887, n°. 235t Afdeeling B. B. daarbij bezwaren
makende om het raadsbesluit van den 23 April 1887, tot hef
fing van 15$ van te beleenen panden in de Bank van
Leening alhier, aan de goedkeuring van Z. M. den Koning
te onderwerpen.
Om de behoeftigen te doen boeten voor de ongeoorloofde
handelingen van den vorigen directeur, waardoor eenig ver
lies is ontslaan, vermeent de Minister dat niet de bedoeling
van den raad kan zijn. Eene rentevermindcring van 5 op
4 van het door de gemeente aan de Bank geleende bedrijfs-
kapilaal toe te staan, zou de uitgave der Bank verminderen
en de gemeente, welke aan hare schuldeischers slechts 3}
pCt. uitkeert, geene schade lijden. Zijne Exc. stelt dan ook
voor het raadsbesluit in te trekken.
Met eerbiediging van het hoogc standpunt dat de Minister
inneemtmeent de voorzitter dat Zijne Exc. in deze in eene
dwaling verkeert. Het komt hem daarom hel best voor, dat
de missive ter fine van advies aan de commissie der Bank
van Leening worde verzonden.
De heer Van Micrlo, ofschoon hier niet tegen zijnde,
wensclUe toch dat de Bank spoedig worde geopend, hoe dan
ook de beslissing op deze missive zijn zal.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het moeilijk is om
nu panden aan te nemen tegen 10J, terwijl er een besluit
genomen is om 15$ te heffen. Het al of niet in werking
komen van dit besluit zal men moeten afwachtendewijl
het niet tot sland komen daarvan wel eens tot de ophef-
fing der Bank kon leiden.
Nadat de heeren Nelissen en Van Hal gesproken had
den om nu reeds de Bank te openen met eene rente-