9 Juni 1888. 103 die veel geldt kost, plus stal, paard, licht enz., terwijl dan nog de bedienden der gasfabriek hunnen dienst zullen moeten verleenenwaartoe zij misschien den tijd niet hebben. Spreker wenscht rekening te houden met de pen ningen der gemeente. Nog doet hij opmerken, dat onlangs een extincteur niet bij de politie- was te vinden, terwijl wanneer eene stoomspuit voor bijzondere doeleinden zou noodig zijnhij het gebruik eener locomobile zou aanbevelen. De heer De Booy verklaart te zullen tegenstemmen. Spreker releveert het motief in 't adres dat er gebrekkige discipline is. Hij zoekt de kwaal in andere oorzaken, hierop neerkomende, dat de brandweer als middel gebruikt wordt om schutterplichtigen vrij van dienst te stellen, waardoor de vakmannen beheerscht worden door personendie daartoe geen roeping hebben. De heer Marijnen is het eens met het gesprokene door den heer Van Hal. De heer Heijlaerts verklaart in Rotterdam goede effecten van de stoombrandspuit te hebben waargenomen en is ook over de alhier genomen proef tevreden. Spreker meent, dat bezwaren wel te overwinnen zijn. De heer Rombouts verklaart zich tegen den aankoop eener stoombrandspuit, nu tot den aanleg der waterleiding besloten is. De heer Van Hal wijst er op, dat de jongste branden het gevolg zijn van hooibroeiingen bij hoveniers en vestigt de aandacht van het dagelijksch hestuur op het doen houden van brandschouwwelke achterwege schijnt te zijn gebleven. De heer Vreede verlaat de vergadering. De voorzitter verklaart, dat hij dien maatregel steeds wenschelijk geacht heeft. De heer Guljé zegt, dat pas vier brandspuiten beproefd zijn en vooral even vóór den hooitijd de verlangde schouwing zal plaats hebben. De heer Van Aken is tegen het aanschaffen eener stoom brandspuit, met het oog op de in wording zijnde water-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 103