14 Juli 1888.
Tegenwoordig de heerenSmits, De Booy, PelsRijcken,
Marijnen, Guljé, Van Hal, Klep, Van Dongen, Rom-
bouts, Van Dam, Van Mierlo, Van Aken, Backer,
IIeijlaerts, Vreede en De Man, voorzitter.
Afwezig de heer Nelissen.
De voorzitter verzoekt den secretaris voor te lezen de
notulen der vorige vergadering.
Nadat hieraan voldaan is, vraagt de voorzitter, of ook
aanmerkingen zijn op de voorgelezen notulen, waarop de
heer De Booy den voorzitter toespreekt en hem in eenige
woorden gelukwenscht met zijn herstel van eene zoo lang
durige ongesteldheid, terwijl spreker meent te mogen voor
stellen, dat de raad eenparig instemming betuige met het
door hem gesprokene.
De voorzitter waardeert de meening van den heer De
Booy, maar moet hem toch opmerken, dat zijne vraag
gold de goedkeuring der notulen, welke vraag hij herhaalt.
Niemand bezwaar te kennen gevende, worden de notulen
goedgekeurd en vastgesteld.
De voorzitter brengt alsnu den raad zijnen gevoeligen
dank voor de belangstelling welke deze betoond heeft in
zijne ziekte, en verklaart zich gelukkig te achten, dat zijne
ziekte zooverre geweken is, dat hij opnieuw zijne krachten
wijden kan aan de belangen der gemeente, wier welzijn
hem innig ter harte gaat.
De raad beantwoordt het gesprokene met levendige be
wijzen van goedkeuring.
11