14 Juli 1888.
113
Daartoe besloten zijnde, verzoekt de voorzitter
de beide wethouders weder als stemopnemers te
fungeeren.
Na opening der briefjes blijken deze allen te bevatten
den naam van den eersten candidaat, den heer Dr. H. van
Gelder te Amsterdam, welke alzoo, behoudens de goed
keuring van den heer Minister van Binnenlandsche zaken,
benoemd is, waarna wordt bepaald, dat ook diens in functie-
treding zal gerekend worden in te gaan den lsten Sep
tember 1888.
17". Adres van A. Pennock, dato 20 Juni 1888, te
kennen gevende, dat hij voornemens is het door hem be
woonde huis, wijk A, n°. 27, te vergrooten door opbouwing
van twee verdiepingen; dat, om die verbouwing te kunnen
uitvoeren, genoemd gebouw moet afgebroken worden tot
aan de eerste balklaag en hij daardoor al zijne kamers voor
zijn huishouden mist, weshalve hij aan den raad verzoekt
de benedenkamers van het voormalige Teekeninstituut aan
hem voor den tijd van twee maanden te willen afstaan
voor een te bepalen prijs.
Verder verzoekt adressant om de poort der school te
mogen gebruiken tot berging van eenige materialen, welke
voor bovenstaanden bouw noodig zullen zijn.
De voorzitter doet voorlezen het op dit adres ingewonnen
advies van den gemeente-architect, die herinnert, dat
adressant zich mondeling tot de vergadering van burge
meester en wethouders heeft gewend met het bovenstaande
verzoek, met dit verschil evenwel, dat adressant alstoen
ook nog vroeg om langs het gemeentegebouw de ver-
eischte materialen voor zijn' herbouw benoodigd aan te
voeren, waartoe dan een of meer openingen in den ge
meenschappelijke]! muur gebroken zouden worden, welk
laatste verzoek terecht niet voor inwilliging vatbaar geacht
is; dat als adressant er genoegen meê mocht nemen om
het benedengedeelte van het gebouw enkel voor woonhuis