U Juli 1888.
121
evengoed drinkbaar gemaakt worden als liet water van
elders.
De heer Heijlaerts zou wenschenmet het oog op de
belangrijke zaak die het hier geldt en waarbij de financiën
der gemeente zoozeer betrokken zijn, in overweging te
geven om aan de commissie nog een tweeden deskundige
toe te voegen, hoedanig iemand alhier aanwezig is in
den persoon van den luit.-ingenieur R. Scheffer, werk
zaam aan de Koninkl. Milit. Academie, die van uitnemende
bekwaamheid is en bezield met de beste bedoelingen voor
het welzijn der gemeente.
De voorzitter volhardt bij zijne meening, dat het in de
allereerste plaats noodzakelijk is het te zien eens te worden
met de eigenaars van gronden, waar men de prise d'eau
zou wenschen te vestigenalsook met hen langs wier
gronden het water hier heen moet gevoerd worden.
De heer Pels Rijcken kan het denkbeeld van den heer
Heijlaerts, om de commissie een tweeden deskundige toe
te voegenniet deelen. Spreker hoezeer geenszins de
verdiensten van den heer Scheffer miskennende acht
de commissie, voorgelicht door den heer Schotel en anderen,
bekwaam genoeg zonder den heer Scheffer. Ook met de be
denkingen van den voorzitter kan spreker niet inedegaan.
Hij acht het noodig eerst te onderzoeken, of de grond ge
noegzaam en zuiver water bevatalvorens met de eigenaren
van dien grond onderhandeld worde. Kunnen gaat
spreker voortna de ingebrachte bezwarenal geen
proeven genomen worden op de Setersche Ileide, er zijn
nog de Strijbeeksche en Galdersche Heiden, en het heide-
water is te verkiezen boven rivierwater; doch voor het
onderzoek van het heide- en rivierwater heeft de heer
Schotel geld noodig; en blijkt het, dat het rivierwater van
goede hoedanigheid is, dan kunnen met het waterschapsbestuur
van de Bovenmark onderhandelingen worden aangeknoopt.
Spreker is er voor, dat het gevraagde crediet worde toe
gestaan, want zonder proefneming zegt hij kan men
niet tot de wetenschap geraken, waar goed water is.